Platform voor buurtontwikkeling

Voorman van het opbouwwerk: Wil van de Leur

Iconische buurtmakers
Artikel
afbeelding van Henk Krijnen  
21 september 2022

‘Opbouwwerk is altijd het beroep van de toekomst geweest’, zo klonk het levensmotto van Wil van de Leur. Hij zag opbouwwerk als een zelfstandige, serieus te nemen professie met vakkrachten aan het roer. Zien we het opbouwwerk nog steeds in dit daglicht?

 

Terwijl het in het ‘social work’ van nu vooral draait om individuele hulpverlening voor kwetsbare personen, lag de focus in het laatste kwart van de vorige eeuw juist op de gemeenschappelijke participatie van burgers. Door deze verschuiving van een collectieve naar een individuele benadering is het vak opbouwwerk in de marge terecht gekomen. In de tijd van Wil van de Leur (1944-2007) lagen de kaarten wel anders.

In de frontlijn

Met het diploma van de sociale academie amper op zak, levert Wil van de Leur een opmerkelijke prestatie. Als hij in 1967 als 23-jarige opbouwwerker aan de slag gaat in de Transvaalwijk in Leeuwarden, dreigt er een afbraak voor deze arbeidersbuurt. Enkele jaren later maakt dezelfde wijk naam als de eerste stadsvernieuwingswijk in Nederland, waar bewoners niet alleen een naderende sloop weten te verhinderen, maar ook een grote inbreng hebben bij de renovatie van hun woningen. 

'Van de Leur is al vroeg overtuigd van de noodzaak om bewonersparticipatie en opbouwwerk met elkaar te verbinden’

In de elf jaar dat Van de Leur in de Friese hoofdstad werkt, groeit hij uit tot een boegbeeld van het plaatselijk opbouwwerk. Al snel wordt hij coördinator van het Centraal Orgaan Leeuwarden dat onderdak biedt aan veel opbouwwerkers. Aan het eind van de jaren zeventig beschikt elke wijk in Leeuwarden ten minste over één fulltime opbouwwerker.  

Gedreven, maar pragmatisch

Wil van de Leur is nog net een oorlogskind. Hij komt op 1 juni 1944 ter wereld in een Maastrichts middenklassengezin. In Eindhoven behaalt hij zijn MULO-diploma en doorloopt hij de sociale academie. Vanaf 1963 volgt hij er de opleiding cultureel werk, met als specialisatie opbouwwerk – een nieuwe afstudeerrichting. In zijn studietijd doet hij bij Philips onderzoek naar de scholing van werkende jongeren. Die scholing blijft in zijn ogen ver onder de maat. Hij ziet van dichtbij waar kansarmoede toe kan leiden.

Van de Leur is aan het begin van zijn loopbaan al overtuigd van de noodzaak om bewonersparticipatie en opbouwwerk met elkaar te verbinden. Voor hem zijn dit twee loten van dezelfde stam. Vakbekwame ondersteuning is in zijn ogen eenvoudigweg onmisbaar voor de kwaliteit en duurzaamheid van bewonersparticipatie.

Niet dat hij elke vorm van professionaliteit toejuicht. Hij is wars van agogie, maar is ook fel gekant tegen een politiek-ideologische invulling van het opbouwwerk. Hij is een pragmaticus en aanhanger van de zogeheten Probleem-Project-Methode. Het idee achter deze – op dat moment populaire – werkvorm is simpel: goed opbouwwerk vergt een doelgerichte en planmatige aanpak. Wat telt, is het resultaat.

Opbouwwerk is een professie

Volgens Van de Leur ontbreekt het opbouwwerk aan een overtuigende visie op de inhoud en de maatschappelijke betekenis van het vak. Om deze visie te ontwikkelen, is een onafhankelijke landelijke organisatie nodig die de beroepsontwikkeling stevig ter hand neemt. Hij heeft een onvoorwaardelijke medestander in Gradus Hendriks, veertig jaar lang topambtenaar samenlevingsopbouw bij opeenvolgende welzijnsministeries. Vlak voor zijn pensionering verschaft hij Van de Leur een subsidie van 75.000 gulden waarmee hij in 1982 het Landelijk Platform Opbouwwerk (LPO) realiseert. Gedurende 25 jaar is Wil van de Leur onafgebroken directeur van dit gloednieuwe instituut, dat in 2007 wordt opgeheven.

'Volgens Van de Leur ontbreekt het het opbouwwerk aan een overtuigende visie op de inhoud en de maatschappelijke betekenis van het vak’

In het bedrijvige, ietwat rommelige, Haagse kantoor werken zo’n tien tot vijftien medewerkers. De lijnen naar de praktijk zijn kort. Het Landelijk Centrum Opbouwwerk (LCO), zoals de organisatie vanaf 1993 heet, wordt een broedplaats voor een breed scala aan initiatieven, allemaal gericht op een professionele uitvoering van het opbouwwerk.

Geboren netwerker

Wil van de Leur is een vrije jongen met een bloedhekel aan bureaucratie. Hij heeft geen kapsones en gebruikt zijn directeurstitel alleen als hij dat strikt nodig vindt. Persoonlijke relaties staan voorop, ook met gezaghebbende personen, als zij zich maar met hart en ziel inzetten voor de publieke zaak. Hij bouwt een langdurige band op met zijn samenwerkingspartners, dat zijn er talrijke en op vele plekken in de samenleving, waaronder uitdrukkelijk ook op het politiek-bestuurlijke niveau.

Van de Leur heeft strategisch inzicht en is in staat om zijn plannen handen en voeten geven. Hij ziet waar de kansen liggen en kan schaken op verschillende borden tegelijk. Hij verstaat de kunst om mensen bij elkaar te brengen om gezamenlijk maatschappelijke problemen aan te pakken of sociale innovaties tot stand te brengen. Daarbij heeft hij een groot aanpassingsvermogen: lukt iets niet, dan gaat hij wat anders doen.
‘De ijscoman is aan het werk als het mooi weer is’, is een van zijn lijfspreuken. Hij wordt geholpen door een sterk ontwikkeld zakelijk instinct en is bijzonder vindingrijk in het opsporen van geldpotjes. Zo grijpt hij het honderdjarig bestaan van de Rabobank aan om een boekje over buurtcoöperaties gefinancierd te krijgen.

Bewoners scheiden zich af

Belangrijk moment in de geschiedenis van het opbouwwerk is het ontstaan van het Landelijk Samenwerkingsverband Achterstandsgebieden (LSA). In de eerste tien jaar opereert dit samenwerkingsverband van actieve bewoners nog onder de paraplu van het LCO. Rondom de eeuwwisseling raakt Wil van de Leur in conflict met Henk Cornelissen, die binnen het LCO dit bewonersplatform onder zijn hoede heeft. 

Cornelissen en de zijnen willen het LSA losmaken van het LCO. De achterliggende gedachte is dat door zelfstandig te worden en zich apart te organiseren, actieve bewoners zich kunnen ontworstelen aan de overmacht van het opbouwwerk. 

‘Bewonersinvloed en opbouwwerk zijn voor Van de Leur een vanzelfsprekende twee-eenheid, door ze van elkaar te scheiden worden ze allebei zwakker.’

Van de Leur verzet zich heftig tegen dit voornemen, soms op onaangename wijze. De afsplitsing in 2002 is een bittere pil. Voor hem hoort kennis- en methodiekontwikkeling ten bate van bewoners tot de core business van het LCO. Bewonersinvloed en opbouwwerk zijn voor Van de Leur een vanzelfsprekende twee-eenheid, door ze van elkaar te scheiden worden ze allebei zwakker. 

Architect van de landelijke infrastructuur

Wil van de Leur staat aan de wieg van een groot deel van de (inmiddels verdwenen) landelijke infrastructuur van het opbouwwerk. Zo is hij oprichter en zeer bedrijvig redactielid van het vaktijdschrift MO/Samenlevingsopbouw en organiseert hij jaarlijkse vakconferenties die telkens door honderden opbouwwerkers worden bezocht. Ook neemt hij het initiatief tot de oprichting van een leerstoel wetenschappelijke grondslagen van het opbouwwerk.

Voor Van de Leur is het opbouwwerk niet in de eerste plaats een gereedschapskist met werkmethodieken waaruit vrijelijk geput kan worden. Het is een zelfstandige, serieus te nemen, professie met goed opgeleide vakkrachten aan het roer.

Na jaren van verzet moet hij zeer tegen zijn zin in accepteren dat het LCO in 2007 opgaat in Movisie. Hij voelt aan dat de reputatie van het opbouwwerk danig afneemt en voorziet dat de werksoort in deze nieuwe fusieorganisatie kopje-onder zal gaan. In de winter van 2006-2007 krijgt Wil de diagnose longkanker, een half jaar daarna overlijdt hij. In de vitaliteit van het vak behoudt hij levenslang vertrouwen. Treffend is zijn uitspraak: ‘Opbouwwerk is altijd het beroep van de toekomst geweest.’

Serie iconische buurtmakers

Wie heeft er een blijvend stempel gedrukt op de samenlevingsopbouw? Grondleggers en voortrekkers zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een vakgebied. Henk Krijnen portretteert buurtmakers die op een eigenzinnige en unieke manier hun sporen hebben verdiend.

afbeelding van Henk Krijnen  

Henk Krijnen

Mijn hart ligt bij het buurtwerk. Een buurt is voor mij iets vanzelfsprekends. Ik groeide erin op. De verbondenheid met het buurtwerk begon eind jaren zestig, (jazeker, in die opstandige periode!) in de wijk waar nagenoeg mijn hele familie woonde.