Platform voor buurtontwikkeling

Van bouwmeester tot buurtmaker: André van Stigt

Iconische buurtmakers
Artikel
afbeelding van Henk Krijnen  
6 november 2023
André van Stigt

Architect André van Stigt houdt zich niet alleen bezig met de stenige kant van buurtontwikkeling. In een tijd van grootse top-down ontwerpplannen kiest hij voor betaalbaar wonen, de menselijke maat en eerbied voor het bestaande; van buurthistorie tot gewoonten van bewoners.

 

Als woningcorporatie De Alliantie in 2022 een groot aantal sociale huurwoningen van het Entrepotdok in de commerciële verkoop wil doen, breekt er protest uit. Veertig jaar daarvoor had de toen beginnende architect André van Stigt (1959) zich, samen met zijn vader Joop, met hart en ziel ingezet om het Entrepotdok een nieuwe toekomst te geven. Onder hun leiding, met steun van het Amsterdamse stadsbestuur, werden de in verval geraakte pakhuizen op ingenieuze wijze geschikt gemaakt om er betaalbare appartementen in te bouwen. 

Niet verkopen, maar onderhouden 

André is één van de sprekers tijdens de door verontruste buurtbewoners en sympathisanten georganiseerde manifestatie. Hij noemt het Entrepotdok een ‘sociaal icoon’ voor de stad. ‘Dat de corporatie deze woningen nu wil verkopen is een slechte zaak. Destijds kostte de verbouwing van de woningen 40.000 euro per woning. Ik heb uitgerekend dat ze in de afgelopen veertig jaar om en nabij de 200.000 euro aan huur hebben opgeleverd. Je moet deze woningen niet verkopen, je moet ze onderhouden.’ Van Stigt is al dik in de zestig als hij deze woorden uitspreekt. Ze tekenen hem ten voeten uit. 

In de afgelopen vijftig jaar zijn de ideeën over stedelijke ontwikkeling radicaal veranderd. Staar je niet blind op nieuwbouw, maar ga uit van wat er is – zo wordt nu gedacht. Trek zachte grenzen tussen privé en openbaar en geef ruimte aan het nog niet ontwikkelde. Probeer verschillende functies – wonen, werken, bedrijvigheid, ontspannen, ontmoeten - met elkaar te combineren. Maar wees niet bang als het in de praktijk van alledag wat wringt. Kies voor levendige wijken, tot de verbeelding sprekende pleinen en een veelkleurig straatleven. Richt de omgeving zo in dat spontaan contact wordt aangezwengeld. Behoud het waardevolle in buurten en leg de link met de geschiedenis. Vernieuw de gebouwde omgeving constant, maar doe dit in samenspraak met alle betrokkenen. Neem beslist niet alles klakkeloos over, houd rekening met botsende belangen en opvattingen. Organiseer al in een vroeg stadium de dialoog. Houd vast aan beleidskeuzes als dat nodig is, maar durf erop terug te komen als daar aanleiding voor is. Ruimtelijke ontwikkeling is een onophoudelijk proces van overleggen, afstemmen, afwegen en knopen doorhakken. Een architect is niet zozeer een bekwame stenen-stapelaar, hij is een ontwerper, buurtmaker en gebiedsontwikkelaar ineen. 

 

Oog voor het kleine 

De bovenstaande ideeën zijn tegenwoordig mainstream, zowel in de bouwkundige wereld als in het buurtgericht werk. De uitgangspunten worden welsprekend geformuleerd door iemand als de invloedrijke stadssocioloog Richard Sennett. Openheid en diversiteit zijn sleutelwoorden in zijn filosofie. Stedelijk ontwerp moet een grote variëteit aan ruimtelijk gebruik toelaten en zelfs uitlokken. Het is ondoenlijk en onwenselijk om alles vooraf aan de tekentafel te bedenken. Een goed stedenbouwkundige moet oog hebben voor het kleine, maar ook groot durven denken.  

‘Eerst leven, dan ruimtes, dan gebouwen’

Deze manier van kijken vind je ook terug in het tegenwoordig populaire Placemaking. Jan Gehl, een bekende Deense architect en mede-grondlegger van deze stroming, zegt het zo: 'Eerst leven, dan ruimtes, dan gebouwen - andersom werkt nooit.'

Volksverheffing via woningbouw

Als André van Stigt zijn loopbaan start in het bureau van zijn vader Joop, ergens in de tweede helft van de jaren zeventig, moet hij zich nog losmaken van de heersende denkbeelden. Deels worden die zelfs vertegenwoordigd door zijn vader, die in zijn beginjaren een aanhanger is van Het Nieuwe Bouwen. Veel architecten van deze stroming zijn maatschappelijk geëngageerd. Arbeiders modern wooncomfort bieden, dat is het streven. Zeker, zij geloven in volksverheffing door kwalitatief betere woningbouw. Maar van een democratische aanpak is geen sprake. Er wordt top-down geredeneerd. Het gaat om zakelijk en functioneel bouwen. Het adagium is: Form follows function

Buurtvrijwilliger  

André doet op het architectenbureau op jonge leeftijd waardevolle praktijkervaring op. Als buurtvrijwilliger doet hij daarnaast al vroeg ervaringsdeskundigheid op aan de andere kant van de tafel. In de Gouden Reaal, een arbeidersbuurt in hartje centrum, aan de noordkant van de Amsterdamse grachtengordel zijn vergevorderde sloopplannen. André woont zelf in een pand op de Herengracht. Als 19-jarige vraagt hij aan het buurtcomité in de Vinkenstraat of hij de wekelijkse vergaderingen mag bijwonen.  

Slimme renovatie inclusief buurtvoorzieningen 

Amper twee jaar later is hij voorzitter van het wijkcentrum. Met medebewoners, en in samenspraak met de gemeente, maakt hij een plan voor een slimme renovatie van de woningen, inclusief buurtvoorzieningen. Hij is ook nauw betrokken bij de Buurt Ontwikkelings Maatschappij Binnenstad, die er onder meer voor zorgt dat de ruimtes onder de spoorlijn naar Haarlem niet worden dichtgemetseld. Er zou dan een soort Berlijnse Muur komen te staan. In plaats daarvan komen er bedrijfjes, ateliers, buurtvoorzieningen en parkeerplaatsen.

Samenwerken met bewoners 

Een geruchtmakend project is de – in eerste instantie gekraakte – graansilo in de Amsterdamse houthavens. Na een grondige verbouwing tot woontoren, naar een ontwerp van André van Stigt, is de Stenen Silo nu een kleine 25 jaar in gebruik als woon- en werkruimte. Ook bij de herbestemming van kerken, zoals de Posthoornkerk en Vondelkerk, speelt hij een hoofdrol. André ontdekt al doende niet alleen zijn architectonische kwaliteiten, maar ook dat hij vasthoudend is en goed kan samenwerken met buurtbewoners en beleidsmakers. 

Co-creatie avant-la-lettre

Belangrijke ervaring aan het begin van zijn loopbaan doet hij ook op bij een grondige opknapbeurt van het complex De Dageraad, nog onder regie van zijn vader. De huizen van dit pareltje van de Amsterdamse School-architectuur verkrotten langzaam. Een forse huurverhoging is de druppel die de emmer doet overlopen. Eind jaren zeventig worden de bewoners ruimschoots betrokken bij de historisch zorgvuldige renovatie van hun woningen. Een staaltje co-creatie avant-la-lettre.

Betaalbare appartementen 

André’s eerste grote project is het eerdergenoemde Entrepotdok. De diverse pakhuizen van dit oorspronkelijke douanedok verkeren in een abominabele staat. Na decennia getouwtrek wordt samen met architectenbureau Van Stigt een plan opgesteld voor hergebruik. In dit in Europa toonaangevende project worden in het midden van de jaren tachtig de eerste – zeer betaalbare – appartementen opgeleverd. 

Bouwen voor de Buurt

Vader en zoon hebben het tij in de jaren zeventig en tachtig mee. Grote impact heeft het concept Bouwen voor de Buurt. Dit concept is ontwikkeld in de Amsterdamse Pijp, waar een wijkcomité, met als drijvende kracht Jan Schaefer, een halt toeroept aan ingrijpende plannen voor cityvorming. Niet langer wordt ruim baan gegeven aan autoverkeer, hoogbouw en kantoren. De nieuwe zienswijze houdt kortgezegd in: opknappen wat er staat, alleen sloop en nieuwbouw als het echt niet anders kan.  

Samenwerking in stadsvernieuwing  

Precieze architectonische ingrepen moeten het karakter van de buurt zoveel mogelijk behouden. In de stadsvernieuwing, die in die tijd in veel grote en middelgrote steden van de grond komt, ontwikkelt zich een nieuwe praktijk, met als kern vaak de nauwe samenwerking tussen opbouwwerkers, actieve bewonersgroepen, stadsbestuurders en architecten.  

Luisteren naar gebruikers en gebouwen 

Van Stigt is zeker niet de enige architect uit die tijd die zich engageert. Maar in afwijking van veel van zijn generatiegenoten is hij niet zozeer gericht op volkshuisvesting, zijn specialisme is de herbestemming van – vaak grote – oude gebouwen. Zijn werkprincipe is: luisteren naar bewoners, gebruikers, beleidsmakers, financiers. En hoe zweverig dat ook klinkt: luisteren naar gebouwen.  

Niet dat André bang is om bouwtechnisch in te grijpen, maar hij heeft altijd eerbied voor het bestaande. Nieuwe functies aan gebouwen toevoegen, maar wel met erkenning van de waarde ervan – dat is zijn motto. In feite kiest hij voor een omkering van het principe van het zakelijk bouwen. Dit wordt nu: Function follows form. 

‘Een goed plan moet tot positieve buurtontwikkeling leiden’

Betaalbare huisvesting voor iedereen 

Een uitspraak van hem is: ‘Een goed plan moet tot positieve buurtontwikkeling leiden.’ De herbestemming van oude gebouwen is hierbij het vliegwiel.  Nadrukkelijk heeft Van Stigt daarbij ook oog voor de sociaaleconomische kant. In drieërlei opzicht: maak – samen met alle belanghebbenden en betrokken bestuurders - een doordacht plan voor een acceptabele eindprijs; biedt betaalbare huisvesting voor iedereen; zorg voor een economische impuls in de buurt. Recente projecten zijn Het Olympisch Stadion, De Hallen (een voormalige tramremise in de Amsterdamse Kinkerbuurt), De Koepel (een vroegere gevangenis in Haarlem). De rij van projecten is indrukwekkend. Enkele andere voorbeelden zijn Pakhuis De Zwijger in Amsterdam, het Groothandelsgebouw in Rotterdam en De Inktpot in Utrecht. 

Van Stigt is nog steeds actief. Zijn meest recente project is de nieuwe Universiteitsbibliotheek. Twee monumentale gebouwen van het voormalige Binnengasthuisziekenhuis, worden momenteel – in combinatie met een deel nieuwbouw – gerenoveerd tot één hypermoderne bibliotheek. 

André van Stigt is een pionier, met een indrukwekkend, en ook samenhangend, oeuvre. Hij wil geen ster-architect zijn. Publieke aandacht is niet wat hij nastreeft. Toch heeft hij een belangrijke impuls gegeven aan de vernieuwing van het beroep van architect. Hij heeft de aloude bouwmeester omgesmeed tot een moderne buurtmaker – zonder de professie te verloochenen. 

Serie iconische buurtmakers 

Wie heeft er een blijvend stempel gedrukt op de samenlevingsopbouw? Grondleggers en voortrekkers zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een vakgebied. Henk Krijnen portretteert buurtmakers die op een eigenzinnige en unieke manier hun sporen hebben verdiend.

 

 

afbeelding van Henk Krijnen  

Henk Krijnen

Mijn hart ligt bij het buurtwerk. Een buurt is voor mij iets vanzelfsprekends. Ik groeide erin op. De verbondenheid met het buurtwerk begon eind jaren zestig, (jazeker, in die opstandige periode!) in de wijk waar nagenoeg mijn hele familie woonde.