Platform voor buurtontwikkeling

Typering van de drie steden

Met de raadsverkiezingen in het vooruitzicht, ging Henk Krijnen namens Buurtwijs op zoek naar de staat van de wijkaanpak in Utrecht, Den Haag en Amsterdam. Met betrokken ambtenaren sprak hij over de wijkaanpak van vroeger, van nu en van ná 21 maart. Hier lees je hoe Krijnen wijkaanpak in deze steden typeert.

 

Utrecht: wijkgericht werken over de hele stad

Utrecht kent een lange traditie van wijkgericht werken, te beginnen met de stadsvernieuwing uit de jaren tachtig en negentig. Er is een dekkend systeem voor alle wijken in de stad. Individuele wethouders zijn aan wijken gekoppeld. Er is nagedacht over de schaalgrootte: geen grote, anonieme wijken maar overzichtelijke, herkenbare buurten. Al vroeg heeft men een lichte kanteling tot stand gebracht: kleine wijkteams met ambtenaren in de wijk. Dit heeft een voordeel (geen gemeentelijke wijkbureaucratie) en een nadeel (te weinig doorzettingsmacht). Er wordt een goed onderscheid gemaakt tussen twee typen wijkprofessionals: sociaal makelaars (met een meer vrije rol) en gebiedswerkers. Nadrukkelijk wil men nu in de uitvoering van de Wmo de collectieve dimensie versterken. Er is aandacht voor innovatie van het wijkwerk en voor professionele ontwikkeling.

Den Haag: wijkaanpak in zeven (probleem)wijken

De focus richt zich op een beperkt aantal (probleem)wijken: zeven in totaal. Er is een bewuste keuze voor een gedegen programmasturing, in combinatie met een open procesaanpak. Synergie, zowel van projecten als van budgetten, is een belangrijk doel. Men wil ‘projectjes’ voorkomen en bouwen aan duurzame wijkallianties. Fysiek herstel is een middel om participatie uit te lokken. De financiën komen voor 40% niet uit de wijkaanpak. Toetsing van resultaten wordt belangrijk gevonden, naast lerend vermogen. Het programmabureau gaat bewust om met haar directe werkomgeving: politiek, bestuurlijk, ambtelijk. Er is druk op vakdiensten om meer wijkgericht te werken. Deze kanteling komt wel op gang, maar verloopt trager dan gewenst. Het beleid is gericht op bevordering van ‘opwaartse kracht’, een combinatie van algemene wijkontwikkeling en persoonlijke levensverbetering. Open zaak is of dit werkt in probleemwijken met veel kwetsbare burgers. De rol van professionals (opbouwwerkers) wordt belangrijk gevonden.

Amsterdam: gebiedsgericht werken als algemene werkmethode

In Amsterdam is enkele jaren terug, gelijktijdig met een bestuurlijke reorganisatie, een uniforme methode van gebiedsgericht werken ingevoerd - met een jaarlijkse cyclus, vierjarige wijkagenda’s en burgerinspraak. Daardoor wordt er in de hele stad op deze manier gewerkt. Positief is dat de stadsdelen van elkaar kunnen leren en dat ‘doorontwikkeling’ mogelijk is. Mogelijk nadeel is dat er op plichtmatige wijze oppervlakkige gebiedsplannen worden gemaakt. Ander risico is dat het gebiedsgericht werken als apart systeem naast het bestaande  wijkgerichte werken komt te staan. De praktijk is per stadsdeel en per wijk (22 in totaal) nogal verschillend, ook al omdat de invulling van het werk wordt overgelaten aan elk stadsdeel afzonderlijk. De diversiteit is zowel de kracht als de zwakte van de Amsterdamse werkwijze. Gezocht wordt naar een goede afstemming tussen stedelijke en wijkgebonden prioriteiten. Teveel centrale bemoeizucht is een reëel gevaar. De uitbreiding van de bevoegdheden van de gebiedsmakelaar is voorwerp van discussie, evenals de verhoging van de budgetten waarmee zij kunnen werken.

Verkiezingen voor de wijk?

In zowel Den Haag als Utrecht is er geen koppeling tussen de lokale democratie en het wijkgericht werken. In die steden worden – parallel aan de raadsverkiezingen van 21 maart 2018 – dus geen aparte wijkverkiezingen gehouden. In Amsterdam (stadsdeelcommissies) en Rotterdam (bestuurscommisies, wijkraden) is dat wel het geval.

Voordeel hiervan is dat het stellen van gebiedsgerichte prioriteiten politiek is gelegitimeerd en dat burgers zich door de stembusgang kunnen identificeren met hun wijk en stadsdeel. Utrecht en Den Haag daarentegen hebben het voordeel dat het vizier volledig op de inhoud van het gebiedsgericht werken kan worden gericht doordat men minder last ondervindt van een ‘verpolitiekt klimaat’.

 

Lees ook de andere delen van deze slotbeschouwing