Platform voor buurtontwikkeling

Wijkaanpak: Kijk het beest in de bek

De verantwoordelijkheid voor de wijkaanpak ligt tegenwoordig vrijwel volledig op het bordje van de gemeenten. Hoe kunnen zij hun verantwoordelijkheid in wijkaanpak nemen om deze te doen herleven? Henk Krijnen concludeert: om burgers en professionals de ruimte te geven is politieke lef noodzakelijk.

door Henk Krijnen


Met de raadsverkiezingen in het vooruitzicht, ging Henk Krijnen namens Buurtwijs op zoek naar de staat van de wijkaanpak in drie grote gemeenten. Met betrokken ambtenaren sprak hij over de wijkaanpak van vroeger, van nu en van ná 21 maart. In deze slotbeschouwing lees je dat de wijkaanpak zeker nog leeft bij gemeenten, maar dat er dringende kwesties zijn die snel opgepakt moeten worden wil de wijkaanpak echt bijdragen aan betere buurten.

 

Ook al ligt de verantwoordelijkheid voor buurtontwikkeling bij de gemeenten, toch betekent dat niet dat de wijk weg is uit het landelijk politiek debat. De filosofie van de participatiemaatschappij - met aannames als ‘zelfredzaamheid’, ‘burgerparticipatie’ en ‘eigen kracht’ - zet de toon. Bij het verwezenlijken van deze ambities speelt ‘de wijk’ of ‘de buurt’ een belangrijke rol. Dit is de plaats waar mensen elkaar ontmoeten, kansen worden benut en problemen opgelost.

Individu eerst

In alle gesprekken die ik in de afgelopen periode voerde, kwam naar voren dat de collectieve wijkontwikkeling behoorlijk in het gedrang is gekomen. In de voorbije jaren raakte de focus meer en meer gericht op het individuele niveau. Hulpverlening aan kwetsbaren en buurtgebonden persoonlijke zorg stond centraal. Het resultaat hiervan is een (te) beperkte invulling van het concept wijkontwikkeling. Niettemin blijkt uit onze verkenning dat in de gemeentelijke beleidspraktijk meer mogelijk is dan op het eerste gezicht lijkt, bijvoorbeeld met bestaande Wmo-budgetten.

Overal onderstreept men het belang van consistente wijkplannen, in combinatie met burgerparticipatie en inspraak

Wijkaanpak leeft

Uit de gesprekken met de betrokken ambtenaren blijkt dat de wijkaanpak nog altijd bestaat in de lokale praktijk. De gevoerde gesprekken laten zien dat er veel gedeelde uitgangspunten en wensbeelden zijn en dat men nog steeds uitgaat van collectieve wijkontwikkeling. De waarde van verbindende buurtwerken wordt erkend. Ook wordt er gesteld dat er een goede wisselwerking moet zijn tussen individuele ondersteuning en collectieve wijkontwikkeling.

Overal onderstreept men het belang van consistente wijkplannen, in combinatie met burgerparticipatie en inspraak. Er is een duidelijke wens om door te gaan met de vernieuwing van de wijkdemocratie. Instrumenten als zelfbeheer, buurtbegroting, budgetmonitoring en Right to Challenge zijn populair, maar staan in de kinderschoenen. Het is nog lang geen uitgemaakte zaak hoe deze zich verhouden tot de formele democratie

Bestuurlijke keuzes en strategische dilemma’s komen mondjesmaat ter sprake, maar van een breed politiek debat over de wijkaanpak is er op lokaal niveau geen sprake

Aan positieve aandacht voor de wijk dus geen gebrek. Tijdens mijn rondgang langs de drie steden viel mij tegelijkertijd op hoezeer de ambtelijke top worstelde met de daadwerkelijke concretisering van ontmoeting in de wijk. Hun hartenkreet luidde eigenlijk: er is veel aandacht voor de wijk (veiligheid, sociale cohesie), maar weinig voor de wijkaanpak. Bestuurlijke keuzes en strategische dilemma’s komen mondjesmaat ter sprake, maar van een breed politiek debat over de wijkaanpak is er op lokaal niveau geen sprake. We moeten het doen met wensbeelden over participatie, maar het ontbreekt aan een degelijke politiek-bestuurlijke basis, die op andere beleidsterreinen een vanzelfsprekendheid is.  

Dringende kwesties

Alle steden willen iets doen aan begrotingssystematiek. Geconstateerd wordt dat er veel verschillende geldstromen zijn en de noodzaak van meer structurele financiering wordt bepleit. Als één van de remedies wordt een betere budgettaire afstemming tussen wijk- en stedelijke prioriteiten voorgesteld, maar dit komt moeizaam van de grond.

Peter Hazewindus, adviseur voor gebiedsgericht werken bij de gemeente Amsterdam: ‘Feit is: veel instellingen worden vanuit stedelijke subsidieregelingen betaald. De zeggenschap voor de uitvoering ligt dan niet meer bij het gebied, maar bij ambtenaren uit centrale stedelijke onderdelen. Deze staan zeer ver van de uitvoering vandaan. Een ander punt is: ieder jaar wordt weer een gebiedsplan gemaakt vanuit het gebied, met prioriteiten. Deze zouden meer moeten leiden tot stedelijke speerpunten. Nu zie je dat centraal stedelijke diensten hun eigen prioriteiten stellen. Dit matcht niet met de prioriteiten van het gebied.’

 

De wijkaanpak lift niet meer mee op grootschalige herstructurering van wijken. Niettemin blijkt uit onze verkenning dat in de gemeentelijke beleidspraktijk op financieel terrein meer mogelijk is dan op het eerste gezicht lijkt, bijvoorbeeld met bestaande Wmo-budgetten.

De Utrechtse wethouder Kees Diepeveen geeft aan: ‘Het advies is eigenlijk: ga op meer proactieve wijze en beter afgestemd aan de slag met het proces van collectieve wijkontwikkeling. Zorg dat sociaal makelaars en buurtteams op dit vlak een meer prominente rol spelen en een heldere rolverdeling afspreken. Eén van de maatregelen die we [in Utrecht, red.] hebben genomen, is dat we een deel van de budgetten in het kader van de Wmo en het jeugdbeleid voor dit doel inzetten.’

 

 

Twee werelden, één doel

In drie steden wordt de meerwaarde van de wijkaanpak ingezien. Men hunkert naar een beter samenspel tussen de belangrijkste partijen in de wijk. Ook wil men graag de twee werelden waarin de wijkaanpak gestalte moet krijgen - de politiek-ambtelijke wereld aan de ene kant en de wereld van wijkinitiatieven en actieve burgers aan de andere kant - met elkaar verenigen. Opmerkelijk is dat de top-down-benadering - tot voor kort dominant - juist in de beleidskringen op haar retour is.

Stan Majoor, lector Coördinatie Grootstedelijke Vraagstukken aan de Hogeschool van Amsterdam:  ‘Wat je niet moet onderschatten, is dat er in destadsburelen stilletjes aan radicaal andere ideeën opkwamen over stedelijke ontwikkeling. Met oog voor het bestaande, voor het belang van fijnmazigheid, voor de betekenis van interactie en participatie, voor een rustige maar gedegen procesaanpak.'

 

 

 

Iedereen kan de volgende wijsheid onderschrijven: in de wijken, buurten en dorpen, dáár moet het gebeuren! Dat zijn woorden die een gewillig oor vinden, zeker bij politici. Maar dat laat onverlet dat onder de oppervlakte allerlei vraagstukken schuilgaan die hoognodig aangepakt moeten worden.

In algemene termen: er moet een inhaalslag gemaakt worden op politiek-bestuurlijk vlak. Opvallend is dat veel van de kwesties die de revue passeerden een politiek-bestuurlijke en organisatorische component hebben.

Van mij, van jou

Wie is waarvoor verantwoordelijk en hoe regelen we de interactie tussen de verschillende actoren? Op het podium van de wijkaanpak treden vele actoren op die ook beïnvloed worden door verschillende werktradities, politieke omstandigheden en de maatschappelijke context.

Er moet een inhaalslag gemaakt worden op politiek-bestuurlijk vlak. Opvallend is dat veel van de kwesties die de revue passeerden een politiek-bestuurlijke en organisatorische component hebben

Hoe zit het met de inbreng van de burger? Op welke terreinen staan zij aan het roer? Hoe regel je hun zeggenschap en ondersteuning? Welke groepen burgers kunnen we onderscheiden en op welke manier kunnen ze allemaal een rol van betekenis spelen? Hoe blijft de lokale politiek haar stempel drukken? In elk geval is het de raad die de budgetten toewijst en bepaalde resultaten verlangt.

Welke rol is er weggelegd voor de ambtenarij? Werken de gebiedsambtenaren met een beleidsopdracht vanuit de gemeente? Beschikken ze over eigen werkbudget? Hebben ze formele bevoegdheden? En hoe verhouden de ambtenaren uit de verschillende gemeentelijke vakdiensten zich tot ‘frontliniewerkers’ in de wijk? Hoe autonoom zijn de directies en de middle managers van de instellingen bij de uitvoering van de hen toebedeelde taken? Kunnen de beroepskrachten naar eigen inzicht gebruik maken van hun ‘professionele ruimte’? Moeten ze strijdvaardiger worden en - individueel of als beroepsgroep - deze ruimte bevechten in de praktijk?

Bundel de bronnen

Een andere kwestie is geld. Lokale bestuurders kunnen hun invloed aanwenden om financiën te bundelen, beleidsdrang kan daarbij helpen. Er wordt al geprobeerd om mensen, middelen en inhoudelijke energie bij elkaar te brengen, maar het kan nadrukkelijker, scherper en beter gecoördineerd – zo kunnen we opmaken uit de drie gesprekken in de steden.

Ook is het raadzaam om woningcorporaties weer een ruimere taak op het vlak van wijkontwikkeling te geven - mét bijbehorend budget

De landelijke en lokale politiek kunnen natuurlijk besluiten om de budgetten voor het wijkgericht werken te verhogen. Simpelweg omdat men dit in het publiek belang vindt. De wijk is - als we de nationale verkiezingsprogramma’s van de meeste partijen tenminste als maatstaf nemen - een belangrijk maatschappelijk domein. Als je landelijk meer geld in onderwijs, verpleegzorg en kinderopvang stopt, dan kan dat ook in de wijkaanpak. Zonder op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de decentralisatie. Als men de wijk zo belangrijk vindt, mag daar best wel wat tegenover staan. Ook is het raadzaam om woningcorporaties weer een ruimere taak op het vlak van wijkontwikkeling te geven - mét bijbehorend budget. In de periode van de Vogelaar-wijken zijn daar goede ervaringen mee opgedaan.

Dat de gemeente zich ermee bemoeit, wil niet zeggen dat ze in haar eentje bepaalt waar de wijkaanpak om draait. Het gaat om een goede organisatie van de beleidsvorming en niet om sturend beleid op inhoud

Vrije bestedingsruimte

‘Timmer niet alles dicht in strakke financiële kaders’, lijkt een belangrijk motto te zijn. Laat vrije bestedingsruimte voor mensen in de praktijk en geef hen een belangrijke rol bij het zoeken naar (nieuwe) bronnen van financiering. Intussen kan het lokale bestuur doen waar zij goed in is, namelijk ervoor zorgen dat niet iedereen in de praktijk steeds maar bezig moet zijn met het rond krijgen van financiering. Misschien kunnen de kerntaken van de professionals nauwkeuriger worden aangegeven en kan er geld worden gereserveerd voor een professionele basisstructuur, ook als het gaat om wijkontwikkeling.

Met flair en elan

De lokale politiek heeft een eigen visie en inzet nodig. Vervul die inzet met flair en zeg dat de wijkaanpak ook van jou is. Pak met elan de sleutelkwesties aan die de mensen uit de praktijk benoemen. Dit is ontegenzeggelijk een pleidooi voor een hernieuwde belangstelling voor politieke sturing. Maar voor de duidelijkheid: dat de gemeente zich ermee bemoeit, wil niet zeggen dat ze in haar eentje bepaalt waar de wijkaanpak om draait. Het gaat om een goede organisatie van de beleidsvorming en niet om sturend beleid op inhoud.

Verbetering van de systeemwereld is geen op zich zelf staand doel, het is een middel. De inzet ervan is het scheppen van gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van de wijkaanpak

Er is een wereld te winnen in het creëren van meer samenhang in het beleid: gebiedsgericht werken (van bovenaf) en burgerparticipatie (van onderop) zouden elkaar moeten versterken. Het politieke, bestuurlijke en ambtelijke echelon krijgt er beter beleid en een betere werkwijze voor terug, terwijl de beweging van onderop politieke stimulans en bestuurlijke steun krijgt.

Onze zoektocht leidt tot de hamvraag: hoe willen we de ‘lokale systeemwereld’ inrichten? Met de nadruk op willen. Systeemwereld is geen op zich zelf staand doel, het is een middel. De inzet ervan is het scheppen van gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van de wijkaanpak. Dat is dus eigenlijk een politiek-bestuurlijke verandering. Maar doe dit niet via politieke mooipraterij, met hoogdravende beleidsambities. Kijk het beest in de bek.

Waar moet je dan als gemeente beginnen om de wijkaanpak werkelijk weer te doen herleven? Lees hier de 8 sleutelkwesties die je op weg helpen.

 

Lees ook de andere delen van deze slotbeschouwing