Platform voor buurtontwikkeling

Waarom het belangrijk is dat achtergestelde jongeren mondiger worden

Praten in plaats van geweld
Artikel
afbeelding van Peter Rensen  
1 juni 2017
Praten in plaats van geweld

Foto: Pietplaat (Flickr Creative Commons)

Lokale geschiedenis heeft invloed op opbouwwerk. Zeker wanneer heftige gebeurtenissen het gevolg zijn van de achtergestelde positie van een bevolkingsgroep. Welke lessen zijn er te leren uit de treinkaping van 40 jaar geleden

Bij opbouwwerk is kennis van de (recente) geschiedenis noodzakelijk. Deze dagen staat de Molukse zaak in de belangstelling. Het is 40 jaar geleden dat treinpassagiers bij De Punt en schoolkinderen in Smilde werden gegijzeld. Wekenlang keek de Nederlandse bevolking naar treinstel 747 in het Drentse landschap. Maar wat gebeurde er achter de schermen? En kunnen we daarvan leren? Hierover het eerste artikel in een serie over (opbouwwerk in) Noord-Nederland.

Het gesprek achter de schermen

Wanneer er één persoon een sleutelrol heeft gespeeld in de verhouding tussen de Nederlandse en de Molukse bevolking dan is het wel Noes Solisa. Tijdens de gijzelingen in de jaren zeventig trad Solisa op als woordvoerder van de Vrije Zuid-Molukse Jongeren. Een moeilijke taak waarbij hij op jonge leeftijd, ten overstaan van de gehaaide Nederlandse pers, moest laveren tussen uitleggen en verdedigen van de gewelddadige acties. Dat, terwijl hij vrijwel alle kapers persoonlijk kende.

In de documentaire Wij willen leven van Coen Verbraak, die deze week werd uitgezonden, vertelt Solisa over zijn persoonlijke betrokkenheid bij de bezette basisschool in Bovensmilde. Vanuit zijn opleiding op de pedagogische academie De Eekhorst liep hij er eerder stage en kende alle docenten. Maar dat niet alleen, de school zette zich in voor de ontwikkeling van Molukse kinderen en wilde starten met bi-cultureel onderwijs. Dat uitgerekend deze school werd getroffen vond Solisa ‘verschrikkelijk’.

De Molukse gemeenschap kreeg bij de overheid geen gehoor

De Moluks-Nederlandse geschiedenis moge bekend worden verondersteld. Molukse militairen vochten aan Nederlandse zijde tegen het Indonesische leger. Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden werden de Molukse militairen naar Nederland gehaald. In de ogen van de Molukkers had de Nederlandse staat daarna haar internationale invloed moeten aanwenden om te voorkomen dat de Molukken werden bezet door Indonesië. De Molukse gemeenschap sprak de Nederlandse overheid hier steeds op aan, maar kreeg daarvoor nooit gehoor.

Foto: Guido 't Sas (Flickr Creative Commons)

Molukkers zetten zich af tegen de Nederlandse staat

In Een woord, een woord schrijft Frank Westerman over de rol die taal speelde bij het ontstaan en het oplossen van het Moluks-Nederlandse conflict. Westerman wijst erop dat de tweede generatie Molukkers in Assen opgroeide in gezinnen die zich afzetten tegen Nederland en de Nederlandse staat. Eén van de gevolgen was dat de jonge Molukkers de Nederlandse taal niet goed beheersten.  

Westerman kent de Molukse gemeenschap in Assen van nabij. Als kind woonde hij in de buurt. Molukse vrienden had Westerman niet. Gemengde vriendschappen waren zeer ongebruikelijk. Op de middelbare school in Assen vormde de vriendschap tussen Mingus Rumamory en Peter van Oostrum een uitzondering. Dat kwam ook door de vader van Peter, godsdienstleraar Van Oostrum. Hij had als predikant gewerkt in het postkoloniale Indonesië, Maleis geleerd en veel contacten met de Molukkers in de aan zijn huis grenzende wijk. Mingus was één van de kapers bij Wijster die tijdens de bevrijdingsactie werd gedood. Volgens zijn vriend Peter was de Nederlandse taal voor Mingus het grootste struikelblok. “De eerste maanden in de brugklas sprak hij amper”, zegt Van Oostrum.

Politiserende vorming: mondigheid als wapen om achterstand te bevechten

Na de treinkaping in Wijster in 1975 spannen enkele sleutelfiguren in Assen zich in voor wat Westerman in zijn boek ‘het wegnemen van oorzaken’ noemt. Aeilt Boelens, adjunct-directeur van de pedagogische academie De Eekhorst, zet in op educatie, samen met, ja inderdaad, Noes Solisa. Het onderwijs aan Molukse kinderen wordt alsnog ‘bi-cultureel’, met les in eigen taal en cultuur. Boelens wil Molukse scholieren mondiger maken, scherper van tong. Godsdienstleraar Van Oostrum neemt de lessen Maleis voor zijn rekening. Jaap van Oostrum, de broer van Peter van Oostrum, wordt na de eerste kaping in 1975 op zijn twintigste opbouwwerker in Assen. Hij organiseert onder meer dansfeesten waar honderden Molukkers op af komen. Ook een manier om je te uiten.

In zijn afstudeerscriptie, gemaakt in de jaren van zijn actieve woordvoerderschap, schrijft Noes Solisa over het slechten van de taalmuren. Hij vindt inspiratie in de denkbeelden van Paolo Freire, radicaal onderwijsvernieuwer in Brazilië: “Molukse kinderen dienen al op de lagere school ‘politiserende vorming’ te krijgen om ‘inzicht te verwerven in de situatie waarin ze zich bevinden’. Hun mondigheid is hét wapen om hun achterstand te bevechten,” schrijft hij.  

 

 

‘Het recht op een eigen identiteit’

De Nederlandse overheid toont in 1978 een luisterend oor voor de Molukse zaak. Bij monde van de regering erkent zij ‘het recht op een eigen identiteit’ van de Molukkers. Op 13 maart 1978 volgt nog eenmaal een gijzelactie, het Provinciehuis in Assen. Daarna is het afgelopen. In de NRC van zaterdag jongstleden wordt vastgesteld dat de Molukkers volledig zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Feijenoord is kampioen geworden onder leiding van ‘onze’ Molukse Nederlander ‘Gio’.

40 Jaar na ‘De Punt’ gaat de aandacht nog steeds uit naar het ‘grote’ verhaal van internationale politiek, gijzelingen, geweld en de tragische nasleep. Het zou de moeite waard zijn om verder op zoek te gaan naar het ‘kleine’ verhaal. Het verhaal van professionals en burgers, zoals Noes Solisa, die, in de woorden van Frank Westerman, ‘het gesprek achter de schermen’ bleven voeren. Of denk aan de familie Van Oostrum, die bleef geloven in samen leven, vanuit hun positie als leraar, als opbouwwerker, als betrokken burger en vriend. Wat was hun rol en invloed? Hoe pakten zij het aan?

Hoe gaan we nu om met jongeren die zich niet gehoord voelen?

Vandaag de dag is er opnieuw terrorisme. Met een andere politieke achtergrond. Maar het gaat weer om jongeren die zich niet gehoord voelen en die zich vaak moeilijk kunnen uiten. Bij de welzijnsorganisatie Tinten in Drenthe signaleren buurtwerkers een toenemende polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Tinten ziet het als een belangrijke taak om te werken aan het wegnemen van oorzaken. De organisatie onderzoekt welke rol het opbouwwerk hier in deze tijd in kan spelen. Een belangrijke vraag. In Drenthe is de ervaring indringend aanwezig.

 

Peter Rensen werkt bij Movisie als projectleider Effectieve sociale interventies. De laatste maanden reist hij regelmatig naar Drenthe of Groningen. Samen met de welzijnsorganisatie Tinten onderzoekt hij hoe opbouwwerk in deze tijd vorm kan worden gegeven: in Assen, Emmen, Oldambt en de kleinere plaatsen in de omgeving.

Lees meer over:
afbeelding van Peter Rensen  

Peter Rensen

Ik ben werkzaam bij Movisie als programmaleider Effectiviteit en vakmanschap en onder andere betrokken bij de databank Effectieve sociale interventies. Doel van dit project is de kwaliteitsverbetering van aanpakken in het sociaal domein.

Lees meer: