Platform voor buurtontwikkeling

Vrijwilligers vinden gemakkelijker aansluiting bij bewoners

Een succesverhaal uit Overbetuwe over samenwerking tussen professionals en vrijwilligers
Praktijkverhaal
afbeelding van Sterre ten Houte de Lange  
afbeelding van Annette van den Bosch  
23 januari 2017
Hoe vrijwilligers professionals en bewoners dichter bij elkaar brengen

Foto: Gemeente Overbetuwe

De sociale kernteams van het Gelderlandse Overbetuwe weten via een bijzondere troef de samenwerking met burgers tot stand te brengen: vrijwilligers. De vrijwilligers staan in verbinding met inwoners van de gemeente en daarmee verlagen ze voor hen de drempel naar de teams.

Samenwerking tussen sociale (wijk)teams en buurtbewoners en buurtinitiatieven is een van de methodes om preventief en wijkgericht werken goed vorm te geven. Juist deze samenwerking blijft nogal eens achter in de ontwikkeling van sociale (wijk)teams. Wat valt er te leren van dit succesverhaal uit Overbetuwe?

Krijwilligers onderdeel van de kernteam

Overbetuwe is een bijzondere gemeente in de provincie Gelderland. De gemeente telt circa 46.000 inwoners, is opgebouwd uit dertien kernen en heeft een oppervlakte van maar liefst 115 km. Door de geografie van de gemeente wordt er gesproken over ‘sociale kernteams’ in plaats van wijkteams. De gemeente heeft ongeveer twee jaar geleden zes kernteams samengesteld met in totaal negen professionals uit vier moederorganisaties (MEE, maatschappelijk werk, welzijnswerk en het RIBW). Het bijzondere is dat in elk van deze teams een of twee vrijwillige medewerkers actief zijn. De teams streven ernaar om uit elke kern een vrijwilliger in een van de teams te hebben.

Basisopdracht: verbinding tussen formele en informele zorg

‘De kernteams hebben de opdracht om de schakel te vormen tussen inwoners en gemeente en om problemen en mogelijkheden te signaleren’, vertelt ontwikkelmanager en regisseur Oscar Strijker. Strijker geeft leiding aan alle teams, en begeleidt deze naar meer zelfstandig functioneren. Het doel van de teams staat verwoord in de nota Vorming sociale kernteams Overbetuwe: ‘De informele en formele zorg op lokaal niveau beter verbinden en inwoners in een vroeg stadium helpen om zo onnodig zwaardere zorg en ondersteuning te voorkomen.’

 

Strijker: ‘Om hier vorm aan te geven, hebben we voor de kernteams vanaf oktober 2014 vrijwillige medewerkers geworven uit de kernen. Zij zijn als geen ander bekend met de lokale instellingen, activiteiten, bewoners en verenigingen. Zij weten waar wel of juist niet bij aangesloten kan worden.’ Hoewel een achtergrond in de zorg en welzijn een pre is, zijn het nadrukkelijk geen beroepskrachten. Strijker: ‘De meerwaarde van de vrijwilligers zit niet in hun knowhow of professionele achtergrond, het zit ’m in hun verbinding met de mensen, het sociale netwerk. De achtergrond van de vrijwillige medewerkers varieert van een brandweerachtergrond tot en met een administratieve achtergrond in de bouwwereld.’

Meerwaarde door verbinding met de samenleving

De samenwerking met de vrijwillige medewerkers verlaagt voor dorpsbewoners de drempel naar de kernteams. De vrijwillige medewerkers zijn bijvoorbeeld aanwezig bij spreekuren. Maar hun grootste bijdrage is misschien wel dat zij veel mensen bereiken met hun kleine en grotere vragen, doordat zij actief zijn in hun gemeenschap, kerken of verenigingen. Voor moeilijke vragen of vragen in de taboesfeer zijn vrijwillige medewerkers soms een gemakkelijker eerste gesprekspartner dan een beroepskracht.

Strijker: ‘Natuurlijk zijn er ook dingen die je liever niet met een vrijwilliger bespreekt. Zeker niet als die tevens je buurtvrouw is. Daar letten we wel op. De dorpen zijn immers heel klein. Vanuit een van de kernen in Overbetuwe kwam op een gegeven moment de vraag om een vrijwilliger uit een andere kern. Diegene leert nu de actieve bewoners kennen en de verenigingen in die gemeente, maar ze woont er niet. Dat kan ook. Je moet daar ook pragmatisch in zijn.’

Om hun taak in het kernteam goed te kunnen uitoefenen, krijgen de vrijwilligers cursussen aangeboden, zoals gesprekvaardigheden en groepsvorming. Strijker blijft hierbij scherp kijken naar de functie van de vrijwilliger: ‘Ik heb ook verschillende keren de vraag gekregen naar een bijspijkercursus zorg en welzijn. Maar dat doen we expres niet. Ze zijn geen maatschappelijk werkers en hoeven dat ook niet te worden.’ In de samenwerking met beroepskrachten ontwikkelen ze een gezamenlijk kader waarbinnen kennis wordt opgedaan.

Zouden vrijwilligers niet betaald moeten worden?

De vrijwillige medewerkers werken formeel acht uur per week voor het kernteam. Maar door hun verbondenheid met de gemeenschappen in de kernen waar ze wonen, komt het geregeld voor dat hun werk meer dan de afgesproken uren beslaat.

Carla Otter-Haket, vrijwillige medewerker uit het wijkteam Elst-Oost, vertelt: ‘Nu mensen weten dat ik in het kernteam zit, komen ze ook tijdens de koffie na de kerkdienst naar me toe met vragen. Dan luister ik wel naar hen, maar als ik hen echt moet helpen, vraag ik ze bij me terug te komen op een moment waarop ik voor het kernteam werk.’

Door de significante bijdrage aan het wijkteam rijst de vraag of de rol van de vrijwilligers niet betaald zou moeten zijn. Strijker denkt van niet: ‘Als we de vrijwilligers allemaal een contract van acht uur in de week zouden geven, verandert de dynamiek van het team enorm. De omgang met vrijwilligers is toch wezenlijk anders dan de omgang met professionals. Er worden andere dingen verwacht. Maar ik sluit niks uit.’

Snelle doorstroom van vrijwilligers

De motivatie van de vrijwillige medewerkers voor dit werk is zeer uiteenlopend. De een doet het om iets te doen te hebben na zijn pensioen, de ander kan (tijdelijk) geen werk vinden, een derde vindt het fijn om maatschappelijk betrokken te zijn naast een parttimebaan en een vierde doet het om werkervaring op te doen. Een vaak gehoorde ‘klacht’ over vrijwillige medewerkers is dat ze maar een relatief korte periode betrokken zijn. Mensen die intensief vrijwilligerswerk doen, doen dat meestal in een bepaalde periode van hun leven. Ze zijn herstellende van een langdurige ziekte of zitten tijdelijk zonder werk. Hoe zorg je voor stabiliteit in een sociaal team met zo’n snelle doorstroom van medewerkers?

Strijker herkent dit, maar is er heel pragmatisch over: ‘Ach ja, wellicht is dat een gegeven, maar als de vrijwilligers een korte periode betrokken zijn, is dat ook goed. In het begin hadden we een jonge meid die vrijwilliger wilde zijn. Als ze er drie maanden bij is, is dat toch ook prima? Dan heeft ze toch drie maanden een enorme bijdrage geleverd. Uiteindelijk is ze een jaar gebleven. Nu heeft ze een fulltime baan elders. Overigens werken we voor professionals ook met jaarcontracten. Als alles voor beide partijen goed zit, wordt het contract verlengd, maar het is toch goed om elk jaar te evalueren of we nog goed bij elkaar aansluiten. En het hoeft niet zo te zijn dat ze na een jaar allemaal weg zijn. Komend jaar gaan alle teamleden door, op één na.’

De gemeenschap op de been

Het unieke aan de vrijwillige medewerkers in de teams is dat ze wonen in het gebied waarin ze werken en bekend zijn met de gemeenschap. Dit resulteert in nieuwe thema’s voor het kernteam. In Elst verviel bijvoorbeeld de beschikking voor huiswerkbegeleiding. Een aantal ouders had daar problemen mee en kwam bij het kernteam. Na drie verschillende individuele vragen zei de vrijwilliger van het team: hier moet iets aan gebeuren. Ze nam contact op met de ouders en de school, en probeert nu de partijen ‘aan elkaar te knopen’. En in Andelst merkte de vrijwilliger op dat er iets moest gebeuren met het verzorgingshuis, de huisartsen en de jongeren. Ze kreeg de gemeenschap op de been, letterlijk, want inmiddels is er een wandelclub waar ook jongeren bij worden betrokken.


afbeelding van Sterre ten Houte de Lange  

Sterre ten Hout...

<div>&nbsp;</div> <div> <p>Sterre is socioloog en freelance journalist bij o.a. voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, Vileine.com, Buurtwijs en Elsevier.