Opbouwwerkers in dienst van burgers

Foto: stock (123rf)
Peter Rensen: 'Dit is echt een Buurwijs verhaal omdat het een fris idee geeft over hoe vakmanschap van opbouwwerk en burgerkracht elkaar kunnen versterken. Moedig om dit aan opbouwwerkers te presenteren.'
Mooie oproep van Daniël Pit aan opbouwwerkers om ‘verschillig’ te zijn en hun idealen te laten spreken! Ik ben geen opbouwwerker, maar ik geef er als stuurman aan wal wel graag gehoor aan.
Daar is alle aanleiding toe, want het is nog erger dan Daniël dacht. De website ‘Body of knowledge Sociaal Werk- het kennisfundament van de sociale professional’ – echt niet zomaar een site! – meldt doodleuk dat er in het opbouwwerk drie hoofdstromen zijn: (1) opbouwwerk als een sociaal-agogische methode, (2) maatschappijkritisch opbouwwerk en (3) pragmatisch opbouwwerk. Met daarna de historische (on)zin: ‘Het huidige opbouwwerk is doorontwikkeld als een combinatie van de eerste en de derde hoofdstroom. De maatschappijkritische elementen van opbouwwerk zijn nagenoeg verdwenen.’ Het staat er echt: geen maatschappijkritiek meer in het opbouwwerk, alleen nog een pragmatische, sociaal-agogische methode. Zucht. Laten we het maar als een aansporing opvatten om de idealen van het opbouwwerk weer boven tafel te krijgen.
Alarmbellen
Probleem is wel dat bij mij alarmbellen afgaan als ik de woorden ‘idealistische opbouwwerker’ hoor. Stel je een aandachtswijk voor met een opbouwwerker die ervan overtuigd is geraakt dat je veganistisch dient te eten. Of minder vaak met het vliegtuig moet reizen. Dat zijn beide respectabele idealen, maar wat moet de wijk ermee? Je mag hopen dat zo’n opbouwwerker privé knokt voor zulke idealen maar ze tijdens werktijd even laat. Ze konden zijn beroepsuitoefening wel eens in de weg staan. Opbouwwerkers moeten gewoon hun werk doen. En voor het leveren van goed werk kunnen ze niet gedreven genoeg zijn: goed werk leveren is ook een ideaal.
Midden in dat goede opbouwwerk staat maatschappijkritiek. Je kunt geen opbouwwerk leveren zonder kritisch naar de maatschappij te kijken. Wat voor kansen biedt die om een menswaardig bestaan te hebben? Wat moet er veranderen om het beter te krijgen?
Antwoorden op die vragen krijg je als opbouwwerker nooit vanuit je professionele navel. Die antwoorden komen tot stand in interactie met bewoners, burgers, gewone mensen. Als opbouwwerker kun je hooguit coach zijn bij het zoeken naar die antwoorden. Hoe idealistisch je als opbouwwerker bent, is niet het belangrijkste. Zwaarder weegt of je burgers effectief helpt om zélf maatschappijkritisch te zijn. En daarnaar te handelen.
Mijn ideaal voor het opbouwwerk: lokale hubs waarmee bewoners het sociale leven in hun eigen buurt en daaromheen kunnen organiseren
Daar schort wel het een en ander. De klassieke politieke kanalen om als burger iets te verwezenlijken – zoals politieke partijen en verkiezingen – zijn de afgelopen decennia in crisis geraakt door een gebrek aan wervingskracht, representativiteit, diplomademocratie en ander falen. De nieuwere vormen – denk aan wijkpanels, buurtbudgetten, burgerbegrotingen – zijn meestal niet veel meer dan een fooi, speeltjes die de burger reduceren tot kleuter.
Sterkere instituties voor burgers
Vandaar op verzoek van Daniël mijn ideaal voor het opbouwwerk: sterkere instituties voor burgers. Lokale hubs waarmee ze het sociale leven in hun eigen buurt en daaromheen kunnen organiseren: zorg, werk, dienstverlening, sociale contacten, welzijn, energie, huisvesting, openbare ruimte en zo meer. Bewonersbedrijven zijn een eerste stap, stadsdorpen, zorgcollectieven en energiecoöperaties ook. Als die hubs nou eens genoeg draagvlak ontwikkelen om opbouwwerkers in dienst te nemen, is meteen het probleem van het opdrachtgeverschap opgelost. Opbouwwerkers in dienst van burgers, ideaal!
Nico de Boer is een van de keynote speakers tijdens Krachtproef 2018, hét festival voor opbouwwerkers.
