Platform voor buurtontwikkeling

Lessen van het ondernemende buurthuis

En de Catch-22 van het geld verdienen om te overleven
Artikel
afbeelding van LSA bewoners  
29 december 2016
Lessen van het ondernemende buurthuis

Foto: Kevin Doncaster (Flickr Creative Commons)

Gemeentes dwingen buurthuizen om zelfstandig te worden. Maar zonder structurele subsidies moeten de buurtinitiatieven zelf hun geld gaan verdienen, waardoor het gevaar van concurrentie op de loer ligt. Hoe moeten buurthuis en gemeente omgaan met het ondernemerschap?

 

Het is een paradox waar zelfstandige buurthuizen bijna niet onderuit komen. Subsidie is er niet meer, dus moeten wijkcentra ondernemerschap tonen om te overleven. Dat houdt in: commerciële huurders aantrekken, zzp-werkplekken creëren, een horecabeleid ontwikkelen, etc. Buurthuisbesturen door het hele land zoeken naar oude en nieuwe mogelijkheden om geld te verdienen. Binnen de grenzen van de wet, of net daarbuiten. Wees succesvol, en je buurthuis houdt het hoofd boven water. Wees té bedrijvig, en je loopt het gevaar als bedrijf gezien te worden.

Hoe blijft een bruisend buurthuis van de buurt? Hoe voorkom je dat de gemeente jouw initiatief behandelt als een commerciële partij? En: moeten gemeenten niet iets van hun dubieuze starheid opzij zetten wanneer een buurtinitiatief de grenzen van de regels nadert?

Inkomsten om te overleven moeten geen probleem zijn

We maken onderscheid tussen twee vormen van ondernemerschap: sociaal en collectief. Het uitgangspunt van het LSA als ‘Beheer je buurthuis-moeder’ is: als je iets voor de wijk doet, dan doe je dat gezamenlijk. Die redenatie is een van de manieren om te borgen dat een initiatief van de wijk blijft. Eén- of tweepitters zijn al vrij snel entrepreneurs met een idee voor een sociale onderneming.

Beide soorten overleven door inkomsten te genereren. Daar hoeft de gemeente niet wakker van te liggen. Als er maar voor ogen wordt gehouden wat het doel is en dat je in je statuten, in wat voor rechtsvorm dan ook, vastlegt wat je doet met de inkomsten en de winst die je genereert. Dan kan de gemeente daaraan zien dat alles wat boven de plus staat teruggaat naar de wijk, op wat voor manier dan ook. Als er in je statuten staat dat de winst naar twee personen gaat, dan wordt het riskant.

In een bewonersinitiatief is het mogelijk dat na een bepaalde tijd alleen de sterkere initiatiefnemers overblijven en dat zij iedereen eruit werken. Misschien hebben zij wel een duidelijke visie voor de richting die het buurthuis op moet. Dat hoeft in dat geval geen probleem te zijn. Er zullen mensen weggaan, er zullen mensen bijkomen – in een buurthuis dat volledig gerund wordt door vrijwilligers zijn er geen contractuele verplichtingen. Bij verschillende fases van het initiatief heb je verschillende capaciteiten en mensen nodig, er is een rooster van aftreden.

Het kan ook gebeuren dat de doelstellingen van de initiatiefnemers veranderen.

Dat is niet gek. Gaandeweg kun je je bedenken dat de initieel gekozen rechtsvorm niet geschikt (meer) is. Je doel is verschoven, en de rechtsvorm blijkt niet meer de juiste pasvorm. Bij reguliere bedrijven is dat de normaalste zaak van de wereld. Denk aan een eenmanszaak of VOF die uitbreidt, en besluit een om een bv te worden. Daar ligt niemand wakker van, het hoort bij het groeiproces.

Laat in de statuten zien waar je als buurthuis voor staat

Andersom is continuïteit een signaal van duidelijkheid naar de buitenwereld. Kijken we naar BewonersBedrijven, die stichtingen zijn, dan zien we dat zij in de statuten hebben opgenomen dat ze minimaal een aantal bestuursleden willen hebben, vijf of zes. Hoewel die kunnen wisselen, blijft de aard van het initiatief geborgd: het ‘gevaar’ van sociaal ondernemerschap wordt zo gemeden. Vaak staat in zulke statuten ook dat het initiatief een Raad van Advies wil, die meedenkt over buurtkracht en voortbestaan. Een andere (of extra) manier om hetzelfde te bereiken is het uitgeven van ledencertificaten aan een minimum aantal bewoners.

Draagvlak tonen door buurtkracht statutair vast te leggen is een manier om te laten zien: dit is waar wij als buurthuis voor staan. Externe partijen hechten waarde aan het idee van: ‘voor en door de wijk’. Wanneer je doelstelling verandert, dan kunnen partners hierop afhaken. Houd daar rekening mee. Bij een nieuw gezicht voor je initiatief – of dat nu een collectieve of sociale onderneming is – hoort dan ook de zoektocht naar nieuwe geldschieters. Of misschien val je onder nieuwe programmalijnen (voorwaarden voor subsidie) bij hetzelfde fonds.

Bottom line: ondernemerschap hoeft buurtkracht niet in de weg te staan

Het ondernemerschapsvraagstuk kent een dubbelzijdige les met een bottom line: ondernemerschap hoeft buurtkracht niet in de weg te staan. Commercieel denken is zelfs geen probleem voor wie kan aantonen waar het aan ten goede komt. Ondernemerschap zorgt ervoor dat je als initiatief onafhankelijk kunt worden. En als je onafhankelijk bent, betekent het dat je zelf kunt kiezen welke onderwerpen je in de wijk aanpakt en dat je niet afhankelijk bent van je subsidieverstrekker.

Exploitatiesubsidies (van de gemeentelijke overheid) zijn op hun retour. Gemeentes vervangen structurele ondersteuning door incidentele projectgelden. Dat is voor sommige buurthuizen een probleem, voor andere een zegen. Doelsubsidies dwingen je namelijk je basisinkomensstroom op orde te hebben, door geld te verdienen vanuit verschillende hoeken. Tegelijkertijd geeft het de mogelijkheid om naast die basisactiviteiten te werken in opdracht van de gemeente. Denk aan de programmering in je buurthuis. Daarin kun je taken van de gemeente uitvoeren (dagbesteding bijvoorbeeld), waar de gemeente weer budget voor vrijstelt.

Gemeente: verruil weerstand voor ruimte rond regel- en wetgeving

De andere zijde van de les is voor de gemeente. Gemeenten vragen vaak commerciële huur voor een pand, maar klagen wanneer bewoners zelf commerciële huurders proberen aan te trekken. Wanneer is vastgelegd dat wat je met je winst doet ten goede komt aan de wijk – door het sponsoren van activiteiten of nieuwe projecten te ontwikkelen – dan is er voor de gemeente sprake van een win-win-situatie.

Want waarom zou je als gemeente initiatieven afschieten die beginnen te ruiken naar ondernemerschap? Er is leven in de wijk, er is een plek die verbindt en activeert, en er ontstaat (vrijwilligers-)werk voor mensen die dat elders niet kunnen vinden. Dat scheelt een hoop geld aan re-ïntegratietrajecten en participatieconsulenten. Dat is eerder reden om te juichen dan om in een defensieve stuip te schieten.

Voor bloeiende buurthuizen is daarom af en toe ruimte op de regels nodig. Zoals in Breda, waar de gemeente en UWV een oogje dichtknijpen met hun verplichting om werklozen te laten werken. Wil een buurthuis overleven, dan moet het experimenteren. Wat is de juiste vorm? Wat zijn de activiteiten waar we mee kunnen verdienen? Het is aan de buurthuizen zelf. Geef ze de ruimte, en meer buurthuizen kunnen blijven bestaan.

 

afbeelding van LSA bewoners  

LSA bewoners

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners is al 26 jaar een vereniging van en voor vrijwilligers die zich sterk maken voor hun buurt. Onze leden zijn bewonersgroepen.

Lees meer: