Platform voor buurtontwikkeling

‘Het kennen van je maatschappelijke opdracht vraagt om volwassenheid’

Interview met Mieke Klaver, docent
Interview
afbeelding van Redactie  
26 januari 2016
Mieke Klaver

Mieke Klaver

Sociale professionals hebben een zwakke positie doordat niet agogisch opgeleide professionals met gemak hun werk overnemen. Een goed verhaal helpt. Studenten moeten daarom leren te vertellen waarom ze doen wat ze doen, aldus Mieke Klaver

 

De commissie Boutellier bracht in 2014 een advies uit over de toekomst van het hoger sociaal onderwijs. In plaats van het woud aan specialistische opleidingen moet er volgens de commissie één integrale sociaal-werk-opleiding komen (volg hier het debat). De bestaande opleiding culturele & maatschappelijke vorming (CMV) – waarmee studenten worden klaargestoomd om mensen met elkaar te verbinden en actief te participeren – dreigt daarbij te verdwijnen. Critici vragen zich af: worden er dan straks nog wel professionals voor de buurt opgeleid? En hoe dan? In deze serie vertellen opleidingsmanagers en docenten van verschillende hogescholen wat zij hiervan vinden.

 

In de lichte hal van de Haagse Hogeschool word ik ontvangen door Mieke Klaver. Ze werkt al 16 jaar als docent aan de opleiding Culturele & Maatschappelijke Vorming (CMV). In de jaren ‘70 is ze opgeleid tot sociaal cultureel werker op de Kopse Hof, waar zij les kreeg in het gebruik van creatieve en speelse werkvormen. Iets wat volgens Klaver niet verloren moet gaan in de brede bachelor.

‘Het management wilde CMV Den Haag vorig jaar al opheffen omdat het te klein was geworden. Pas in de brede bachelor zou het profiel terugkomen. Daar hebben we actie tegen gevoerd. Om de voortgang te borgen moet je een opleiding niet opheffen. Het management wil uiterlijk 2017 starten met de brede bachelor. In de brede social work opleiding beginnen we met drie uitstroomprofielen gedefinieerd op het advies van Boutellier: werken in de wijk, werken in het jeugddomein of werken in de (langdurige) zorg. Er komt een gemeenschappelijk eerste jaar; de rest is nog heel vaag.’

Niet alleen voor zwakke mensen

‘Alle social work studenten willen mensen in hun kracht zetten. Dat is voor een CMV’er niet anders dan een SPH’er (Red: Sociaal Pedagogische Hulpverlening). Die laatste wil een zorgplan maken en de eerste wil mensen versterken door op een plein met jongeren te werken, of in een museum met kunst en cultuur. Vorig jaar zomer kwam tijdens de International Conference of Social Work in Milaan de global definition of social work ter sprake: wij willen gelijke rechten voor iedereen. Dan werk je niet alleen maar voor de zieke en de zwakke mensen. Community-arts is een goed voorbeeld. Hierbij motiveer je de laaggeschoolden niet om de hoge kunsten te bezoeken, maar maak je de verbeelding wakker bij mensen. Dan wordt kunst een vervoermiddel is om jezelf te uiten, om je identiteit te kunnen vormen, om verbindingen te kunnen leggen met anderen. Het gaat om inclusief denken. Soms apart, als het echt nodig is, maar verder inclusief. Daar ligt een kans voor de brede bachelor. Ik ben gevraagd om de conceptuele leerlijn voor kunst en cultuur te ontwikkelen zodat het instrumenteel inzetten van kunst en cultuur in de toekomst geborgd wordt.’

Profileer je als sociaal werker op je agogische karakter

‘Het mooie en het ingewikkelde van deze tijd is dat de overheid de participatiesamenleving heeft omarmd. Ik zie dat er steeds meer werk gedaan wordt door mensen die niet agogisch zijn opgeleid. In het buurthuis waar ik vroeger stage liep werken nu kunstenaars, die doen ook voor een stukje sociaal-cultureel werk. Ook hoorde ik dat professionals van Communicatie en Multimedia Design steeds meer op de pleinen bezig zijn. Een sociaal werker onderscheid zich door het agogische karakter; dat is het begeleiden van veranderingsprocessen. Je kan alles uit de kast trekken maar als je niet weet waarom en waartoe je iets doet, dan is het eigenlijk waardeloos. Dan kan het een leuk moment zijn, maar je moet je werk altijd in de brede context kunnen plaatsen: wat is mijn opdracht in de samenleving, welke doelen stel ik mijzelf en wat wil mijn opdrachtgever.’

Ken je maatschappelijke opdracht

‘Het kennen van je maatschappelijke opdracht is een belangrijk onderdeel van je profilering. Studenten moeten wel te weten komen wat dat is en dat vraagt om een stukje volwassenheid. Het is nodig dat een student stelling neemt in het maatschappelijke debat. Daarom moeten we hen in het begin van een opleiding heel veel vragen aandragen. Daar zijn we nog niet altijd even goed in.

Ook moeten ze hun werk op drie niveaus leren verantwoorden: in de globale context, in de beleidsmatige – waarbij studenten tegenwoordig ook naar Europa kijken – en in de professionele context: waartoe ben ik die professional die daar wat moet doen. Tot slot gaat het om de context: doe ik dat in opdracht van een welzijnsorganisatie, als zelfstandige of als projectmedewerker van de gemeente?

Onderbouw je praktijk met een goed verhaal

Veel studenten zakken toch nog als ze hun verhaal moeten verwoorden. Klaver: ‘Je ziet vaak dat de speelse, buiten de lijntjes kleurende student, rommelig en ongeconcentreerd te werk gaat. Thijs bijvoorbeeld, een fantastische student, afgestudeerd op leegstaande plinten (red. aandachtsgebieden) en stadsherbergen, echt een visionair. Hij had een heel goed project maar het had geen onderbouwing. Het raakte niet aan de context. Daarom hebben we van Methodisch Agogisch Handelen een schrijfvak gemaakt. Ook krijgen ze nu twee trainingen Nederlands. Zodat ze de woorden vinden en de techniek hebben. Ze moeten gewoon leren schrijven. Lezen vinden de studenten ook moeilijk. Baert en Ketelslegers geven woorden aan wat een ‘sociaal-culturele methodiek’ is. Ik zeg altijd: lees het nou. Als je de cyclus snapt, je hebt kennis, of gesnuffeld aan een aantal methodieken of praktijken, dan kan je je eigen praktijk maken. Maar dan moet je wel weten waartoe, waarom, positie nemen en de hele riedel en dan moet je het kunnen opschrijven.’

Lees meer over:

Lees meer: