Platform voor buurtontwikkeling

Grondlegger van het Nederlandse buurthuiswerk: Jaap de Bruin

Iconische buurtmakers
Artikel
afbeelding van Henk Krijnen  
14 september 2021

Jaap De Bruin strijdt in de jaren dertig met vuist en hart voor een veilige buurt en het eerste buurthuis in Nederland. Met het oog op het huidige pleidooi voor de sociale basis, zou Jaap de Bruin zich afvragen: 'Waar zijn de buurthuizen?'

10 minuten

 

Samenlevingsopbouw is weer in. Ook klinken er pleidooien voor een versterking van de sociale basis. Maar er wordt slechts mondjesmaat naar buurthuizen verwezen. Dat is vreemd, want voor het instituut buurthuis is in het verleden hard gestreden. En bovendien heeft het zijn bestaansrecht bewezen.

Jaap de Bruin (1896-1978) is een belangrijke pionier op dit gebied. Hij kan beschouwd worden als de grondlegger van het Nederlandse buurthuiswerk - in volkswijken welteverstaan. Als de tegendraadse schoenmakerszoon in 1917 – als lid van de communistische jeugdbond De Zaaier - in zijn geboorteplaats Leiden de revolutie uitroept, kan hij niet vermoeden dat hij 34 jaar later tot ereburger van Den Haag wordt benoemd. 

Enige professionele kracht 

In 1926 opent de deftige Vereeniging voor de Haagsche Jeugd een clubhuis in de Schilderswijk. Een jaar later wordt de dan 32-jarige Jaap de Bruin directeur. Tot diep in de jaren dertig is hij de enige professionele kracht.

In het deel van de buurt waar het buurthuis staat, zijn geen straten. Er zijn gleuven van 2,5 meter breed, met aan weerszijden huizen, vaak met maar één kamer. Er wonen ongeschoolde arbeiders zonder vast werk, voornamelijk dagloners en venters. Hun leefwereld is zeer klein en beperkt zich tot de ‘hofjes’ waarin zij wonen. De  sociale controle hier is sterk, veel wat van buiten komt wordt gewantrouwd. De overheid wordt gehaat. Zelfs de arbeidersbeweging weet niet door te dringen tot deze buurt, ook niet de SDAP. De kerken krijgen geen voet aan de grond, de communisten een beetje.

Klappen en gekneusde ribben

Midden in deze vijandige omgeving verrijst plotsklaps een buurthuis. Dit is bijna een provocatie. In 1933 geeft De Bruin het buurthuis de naam die het nog steeds heeft: De Musschen. De naam verwijst naar een zwerm mussen die onderling vechten om overblijvende broodkruimels. De Bruins aanstelling blijkt een gouden greep. Hij is afkomstig uit een arbeidersgezin en kijkt niet neer op ‘het volk’. Doordat hij de cultuur van de volkswijk-bewoners van binnenuit kent, is het voor hem makkelijker om door te dringen tot hun leefwereld.
De Bruin spreekt de taal van de straat. Hij schuwt niet om met de jongens, die soms ook bendeleiders zijn, op de vuist te gaan. Hij loopt klappen en gekneusde ribben op, zelfs een keer een messteek. Regelmatig ook moet de inventaris van het buurthuis het ontgelden en wordt er brand gesticht.

De Bruin is een volhardend man en heeft natuurlijk overwicht. Het lukt hem om steeds meer jongens het buurthuis in te krijgen. In hun voetspoor volgen de ouders, eerst de moeders, daarna - schoorvoetend - de vaders. In 1938 wordt het buurthuis ook opengesteld voor meisjes. Zij staan letterlijk te dringen bij de toegangsdeur. Via de kinderen krijgt De Bruin dieper contact met de ouders en wint hij hun vertrouwen. Dit blijkt de sleutel voor de verdere groei en ontwikkeling van het buurthuis.

Het systeemloze systeem

Jaap de Bruin heeft een ambivalent beeld van de mensen voor wie hij zich inzet. Enerzijds prijst hij hun gemeenschapszin, onafhankelijkheid en eerlijkheid, anderzijds heeft hij moeite met hun vernielzucht, zwartgalligheid en passiviteit. Maar hij gelooft onvoorwaardelijk in hun goedheid.

De aanpak van ‘Meester De Bruin’, zoals hij door buurtbewoners liefkozend wordt genoemd, is innovatief. Het uitgangspunt is simpel: hij accepteert de mensen uit ‘de gribus’ zoals zij zijn. Eén van zijn lijfspreuken is Niet breken, maar bouwen. Dwars tegen de gangbare opvattingen in wil hij zijn onaangepaste branieschoppers niet omsmelten tot brave middenklasse-kinderen. Met zijn motto brengt hij tot uiting dat hij hun eigenwaarde wil versterken. Zijn niet-moraliserende benadering is voor die tijd uitzonderlijk. 

De Bruin gelooft in het – bijna als Montessoriaans te typeren - principe van de vrije keuze. Een voor die tijd gevarieerd activiteitenpakket, van figuurzagen, tekenen en timmeren tot gym, dansen en toneelspel, zorgt ervoor dat kinderen worden verleid om persoonlijke keuzes te maken. Het diverse aanbod in zijn buurthuis noemt hij ‘het systeemloze systeem’. Alles draait om het stimuleren van creativiteit en concentratievermogen. Om het maken van nuttige dingen ook, bijvoorbeeld speelgoed en tafels. 

Wat sterk bijdraagt aan het succes is het vakantiewerk op De Veluwe. In 1937 wordt in Otterlo een eigen kampeerterrein aangekocht: het Mussennest. Dit wordt een belangrijk fundament van het clubhuiswerk in de hoogtijdagen, de jaren veertig en vijftig. De bezoekersaantallen stijgen spectaculair: in het begin komen er 125 jongens in het buurthuis, vlak voor de Tweede Wereldoorlog al gaat het om 1300 jongeren.

Nieuwe tijden

Als er nieuwe tijden aanbreken, komt De Bruins aanpak onder druk te staan. Het begint eind jaren vijftig met de opkomst van de jeugdcultuur en de tv. De Bruin is hier sceptisch over. Het oorspronkelijke clubhuiswerk komt erdoor in het gedrang, denkt hij. Maar wat hem en zijn staf sieren, is dat zij opnieuw proberen de jeugd aan zich te binden. Er wordt een tv in het buurthuis geplaatst en er komen dansavonden, met nozems en rock-’n-roll. 

Intussen vermindert de vroegere sociale samenhang. Veel oud-Schilderswijkers verhuizen naar nieuwe flatwoningen in de naoorlogse wijk Den Haag Zuidwest of naar een overloopgemeente als Zoetermeer. Armoede, geweld, criminaliteit en prostitutie bepalen meer en meer het aangezicht van de wijk. Vanaf de jaren zestig bevolken nieuwe bewoners, migranten uit allerlei windstreken, de buurt. 
Culturele diversiteit is vanaf dan een realiteit. De vertrouwde manier van werken van De Bruin en de zijnen wordt hierdoor op de proef gesteld. Er bestaat geen homogene sociale cultuur meer in de wijk. Hoe je het ook wendt of keert, dit is toch de kurk waarop de oude buurthuis-cultuur van De Musschen drijft. Daar komt bij dat de 24/7-mentaliteit van De Bruin niet meer past bij de professionele habitus van de nieuwe generatie buurthuismedewerkers.

Zal De Mussen blijven bestaan?

De Mussen bestaat nog steeds. Voor een flink deel is dat eigen verdienste. Het buurthuis heeft zich vernieuwd. Maar de vraag is of dit voldoende is om sanering - en uiteindelijk sluiting - te ontlopen.

Wat de toekomst ook brengt, de les die Jaap de Bruin ons leert blijft actueel: een buurthuis dient geworteld te zijn in een buurt. Een hechte band met degenen die deze voorziening het hardst nodig hebben, is onmisbaar. Die band krijg je niet cadeau, daar moet voor gestreden worden. En daar zijn bovendien standvastigheid en een professionele inzet voor nodig. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, moet het toch geen probleem zijn om buurthuizen tot een vast onderdeel van de sociale basis te maken.

Serie iconische buurtmakers

 

Wie heeft er een blijvend stempel gedrukt op de samenlevingsopbouw? Grondleggers en voortrekkers zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een vakgebied. Voor buurtwijs portretteert Henk Krijnen buurtmakers die op een eigenzinnige en unieke manier hun sporen hebben verdiend.

 

afbeelding van Henk Krijnen

Henk Krijnen

Mijn hart ligt bij het buurtwerk. Een buurt is voor mij iets vanzelfsprekends. Ik groeide erin op. De verbondenheid met het buurtwerk begon eind jaren zestig, (jazeker, in die opstandige periode!) in de wijk waar nagenoeg mijn hele familie woonde.
afbeelding van Henk Krijnen  

Henk Krijnen

Mijn hart ligt bij het buurtwerk. Een buurt is voor mij iets vanzelfsprekends. Ik groeide erin op. De verbondenheid met het buurtwerk begon eind jaren zestig, (jazeker, in die opstandige periode!) in de wijk waar nagenoeg mijn hele familie woonde.