Platform voor buurtontwikkeling

Een man, tien huilende vrouwen en een damestasje van oude fietsbanden

Genomineerd voor de schrijfwedstrijd
Praktijkverhaal
afbeelding van Marien van Schijndel  
2 februari 2017

Foto: Ronald Rugenbrink (Flickr Creative Commons)

Marien van Schijndel vertelt over een spannend moment tijdens het dialooggesprek dat hij voerde met een groepe oudere vrouwen in een Drents dorp

 

 

Het was een spannend moment tijdens het dialooggesprek dat ik voerde met een groep oudere vrouwen in een Drents dorp. 

 

Ik werd – als ziektevervangend opbouwwerker - geacht hen te adviseren, over de organisatie van handvaardigheid activiteiten. Ik merkte al snel dat ze dat prima zelf konden, en dat ze vooral behoefte hadden aan vitamine inspiratie.

In diezelfde periode kwam een gemeentelijke initiatief langs, voor dialooggesprekken over noaberschap. Dat leek me wel iets voor deze vrouwen. 

 

Mijn collega’s van de welzijnsstichting waarvoor ik werkte, gepokt en gemazeld in de dorpenstructuur, zagen er niks in.

‘Het was maar een vage methode zo’n dialooggesprek, met een open eind, en rituelen waar nuchtere Drenten weinig tot niets mee hadden.’

Een proefrondje dialooggesprek dat ik voor hen organiseerde, om draagvlak te creëren, had alleen maar weerstand opgeleverd.

‘Ik ga het niet doordrukken’ zei mijn directeur.

‘En ik ga het wel doen’ besloot ik. 

 

Waarom?

Vertel het niet verder, maar als welzijnsprofessional heb ik altijd een verborgen agenda. 

Het geheim?

Speel tijd voor jezelf vrij binnen de opdracht waar je voor staat. Ik hanteer als uitgangspunt dat ik probeer in 80% van mijn 100% beschikbare tijd te doen wat mijn opdracht is. Door dat slim aan te pakken, houd ik dan 20% over om met mijn eigen invalshoeken, buiten de kaders te denken en te handelen. Behalve dat het me extra arbeidsvreugde oplevert, leidt het vrijwel altijd tot verfrissende inzichten. Ik besloot mijn ‘geheime’ 20% in te zetten voor dialooggesprekken. 

 

Terug naar de handvaardigheidsclub. Twee maanden voordat het dialooggesprek plaatsvond, heb ik met de vrouwen een uurtje gehandwerkt om nader kennis met ze te maken. Dat leek me meer inzicht te geven, dan wat ik in de notulen gelezen had.

Het leidde in het begin tot wat nerveus gelach, maar het werd ook gewaardeerd. Ik leerde die middag hoe ik een kerstkrans van plastic boterhamzakjes kon maken.

Die hangt nog iedere kerst, weer en windbestendig, aan mijn voordeur.

Maar waar het mij om ging, in dat uurtje maakte ik een andere connectie met die vrouwen, dan de vergaderpassant die ik anders was geweest. Het werd, al boterhamzakjes knopend, een kennismakingrondje over wie ik was, wat ik deed en wat ik vond, en ‘of ik nog leuke ideeën had, want ze zaten wel een beetje op een dood spoor. De ideeën waren op.' 

 

De volgende bijeenkomst, waar ik een half uurtje bij aanwezig was, en waarbij damestasjes van oude fietsbanden werden gevlochten, heb ik het vlechten overgeslagen. Al had ik die tijdsinvestering natuurlijk weg kunnen schrijven onder ‘presentie’, waarover ik intern met collega’s een moeizame discussie voerde, over wat dat naar mijn idee inhield.

Ik deed tijdens de knutselmiddag een paar suggesties, om nieuw leven in de groep te blazen. Die ideeën werden al vlechtend meteen enthousiast omarmt.

Toen kort daarop het gemeentelijk idee voor een dialoogweek over noaberschap langs kwam, kostte het me weinig overredingskracht om ook zo’n gesprek te organiseren met hen. 

 

We spraken af.

Ik regelde wat lekkers voor bij de koffie. Ik legde de spelregels uit van het dialooggesprek en stelde de eerste vragen die ik over noaberschap geformuleerd had.

Na een onwennig begin kwam het gesprek geanimeerd op gang.

En toen stelde ik de vraag over hoe we omgingen met als er iemand dood ging in onze omgeving.  

 

En toen veranderde alles. 

Naar aanleiding van een persoonlijk en verdrietig verhaal, zat ik ineens met tien huilende vrouwen, omdat het verhaal associaties opriep met eigen ervaringen van verlies of over ernstige ziekte in hun omgeving.

Wat bleek, verdriet, rouw, je moest het vaak maar in je eentje zien te verwerken. Praten op persoonlijk niveau, waarin je je kwetsbaarheid kunt delen met anderen, gebeurde niet, terwijl je elkaar toch vaak tegenkomt.

Het werd een indrukwekkend gesprek en een wijze levensles over hoe we omgaan en delen met wat ons raakt. Over hoe we ons inhouden, anderen niet lastig willen of durven vallen. Dat we elkaar regelmatig zien, maar onze kwetsbaarheid niet durven delen of die wegwuiven. Noaberschap bleek soms meer ritueel praktisch, maar niet diepgaand als het ging om emoties.

 

Een ander dialooggesprek dat ik in een ander dorp voerde, ging over een feest waar een heel dorp een jaar naar toegeleefd had, maar dat een dag van tevoren afgelast werd, vanwege een sterfgeval in een jong gezin.

Het had wrijving gegeven tussen mensen, die dit een juist besluit vonden en anderen, die vonden dat het feest toch door moest gaan. Het was eigenlijk nooit verder uitgesproken. In feite ging het gesprek over onzekerheid in omgangsvormen en het elkaar mijden wanneer het lastig wordt. Wat beteken je voor elkaar? Hoe kwetsbaar en onzeker kun je je voelen bij een besluit, waarvan jij vindt, dat het moreel het enige juiste is? 

In de werkelijkheid van veel mensen spelen tal van dit soort  - uit het leven gegrepen - vragen een rol.

Ten aanzien van fysieke achteruitgang hebben we een batterij aan voorzieningen waar professionals bovendien hun handen vol aan hebben. Voor het intermenselijke contact scheppen we echter nauwelijks nog ruimte of we verwijzen naar de dominee of humanistisch raadsman. 

Wat een armoede. 

 

Welzijnswerker die dit leest:

Vlecht eens mee aan een damestasje van oude fietsbanden. Stop het vol met verhalen van gewone mensen. Voorbij die papieren werkelijkheid die ons handelen te vaak domineert. 

En vergeet de zakdoekjes niet.

Dit verhaal is één van de genomineerde verhalen van de Buurtwijs schrijfwedstrijd.

Lees meer over:
Schrijfwedstrijd of bekijk onze nieuwsbrief
afbeelding van Marien van Schijndel  

Marien van Schijndel

Lange carrière in het werken voor de publieke zaak: 'van alles net genoeg weten en kunnen' en daardoor een generalist in de stijl van twaalf ambachten dertien uitdagingen.

Lees meer: