Platform voor buurtontwikkeling

De vader van de speeltuinbeweging: Uilke Klaren

Iconische buurtmakers
Artikel
afbeelding van Henk Krijnen  
20 juni 2022

Een speeltuin is een vrije ruimte voor kinderen om onbekommerd te kunnen spelen. Maar niet uitsluitend. Volgens de oprichter van de eerste volksspeeltuin in Nederland, is een speeltuin een ontmoetingsplek voor alle buurtbewoners waar vaders en moeders hun handen uit de mouwen steken.

 

Ook al vertoeven kinderen tegenwoordig steeds vaker binnenshuis, toch blijken zij graag méér buiten te willen spelen samen met vriendjes. Daarvoor is de speeltuin nog altijd een favoriete plek, mits het een goed uitgeruste speeltuin betreft waar activiteiten plaatsvinden en waar zij vrijuit kunnen ravotten.

Toch is het vreemd dat er in het sociaal domein geringe interesse is voor het speeltuinwerk. Als er al aandacht voor is, gaat deze uit naar wat tegenwoordig ‘sociale inclusie’ heet. Ging het in 1900 om het letterlijk vrijmaken van speelruimte voor het verpauperde arbeiderskind, tegenwoordig is de inzet van speeltuinen om kinderen aan te sporen tot gezondere levensstijl

Al eeuwenlang vinden kinderen zelf hun weg in de ruimte om hen heen. Maar als in de tweede helft van de 19e eeuw bevolking in de steden verdubbelt, ontstaan er in de overvolle volksbuurten schrikbarende sociale problemen. 

Willekeurige filantropie

De elites van dat moment zijn beducht voor maatschappelijke ontregeling. Net als de volwassenen moeten ook de kinderen in de volksbuurten worden omgesmeed tot goede burgers. Verantwoord spelen kan daarbij helpen, is de gedachte. 

‘Zij die er mogen spelen, voelen zich er niet thuis’

In 1880 ziet de eerste openbare speeltuin het licht aan het Amsterdamse Weteringplantsoen. In de twintig jaar daarna ontstaan er sporadisch soortgelijke speelplaatsen in andere steden. De voortrekkers komen uit kringen van de gegoede, sociaalliberale burgerij

De speeltuinen van de eerste generatie zijn het product van een willekeurige vorm van filantropie. Door geldgebrek worden ze slecht onderhouden. Speeltoestellen staan dicht op elkaar en het toezicht is minimaal. Het recht van de sterkste geldt. Het criterium om toegelaten te worden, is ‘geregeld schoolbezoek’. Hierdoor komen de kinderen die het het hardst nodig hebben het minst in aanmerking. Zij die er wel mogen spelen, voelen zich er niet thuis.

Geïnspireerde scheepstimmerman

De neerbuigende houding van de burgerij brengt een tegenbeweging op gang. Socialisten nemen het burgerlijk beschavingsideaal, en de daarmee samenhangende paternalistische pedagogische opvattingen, eind 19de eeuw onder vuur. 

Eén van de critici is de socialistisch geïnspireerde scheepstimmerman Uilke Jans Klaren(1852-1947). Hij is afkomstig uit het Friese dorp Tjalleberd en stamt uit een turfwerkersgezin. Uilke heeft een goed stel hersens en kan misschien wel onderwijzer worden. Door de slechte leefomstandigheden van hun gezin, wordt hij echter gedwongen om op zijn 12de het ouderlijke huis te verlaten en bij een baas te gaan werken.

‘Hij ziet speeltuinen als een uitgelezen plek voor de sociale en culturele ontwikkeling van kinderen’

Om een beter leven te krijgen, beproeft hij vlak voor zijn dertigste samen met zijn jonge gezin, zijn geluk in Amsterdam. Hij komt terecht in de net gebouwde Czaar Peterbuurt waar voornamelijk havenarbeiders wonen. Het is een typische volksbuurt, met weinig groen, smalle straten en kleine woningen.

Ruimte om te spelen

Klaren draait als kostwinner werkweken van 50 tot 60 uur bij de scheepswerf waar hij in dienst is. Ondanks zijn lange en vermoeiende werkdagen, heeft hij oog voor de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Hij zet zich af tegen de burgerij die klaagt over de arbeiderscultuur, maar bar weinig doet om hun levensomstandigheden te verbeteren. Bekend is zijn uitspraak: ‘Niet de jeugd is misdadig, maar de samenleving, want zij ontneemt de jeugd alle gelegenheid tot spelen’. 

Klaren is voorstander van een radicaal andere pedagogiek. Hij ziet speeltuinen als een uitgelezen plek voor de sociale en culturele ontwikkeling van kinderen. Zijn grote ideaal is een speeltuin in zijn woonbuurt. Dit moet een ruimte zijn die toegankelijk is voor alle kinderen, niet een speeltuinfabriek waar je alleen mag spelen als je je netjes gedraagt. 

De eerste volksspeeltuin

Tot zijn teleurstelling stuit Klarens plan op onbegrip onder zijn socialistische geestverwanten in de vakbeweging. Om van start te gaan, heeft hij een lening van 1000 gulden nodig, terug te betalen via de speeltuincontributies. Dit, praktisch goed uitvoerbare, plan wordt botweg afgewezen. Hij krijgt van zijn medevakbondsleden, veelal collega’s in de scheepsbouw en vaders van kinderen uit dezelfde buurt, te horen: ‘Jij moet je schamen je met zulk kinderachtig werk te gaan bemoeien!’ Het gaat deze strijdbare havenarbeiders om de harde klassenstrijd, niet om zoiets onbeduidends als een speeltuin.

‘Uilke is geen geharnast socialist, eerder een sociaal humanist die vindt dat mensen het zelf moeten doen’

Toch laat Klaren zich niet uit het veld slaan. Hij is een doorzetter en kan uitstekend organiseren. Wat helpt, is dat hij goed overweg kan met sociaal voelende leden van de burgerij. Uilke is geen geharnast socialist, eerder een sociaal humanist die vindt dat mensen het zelf moeten doen. In 1902 lukt het hem om de eerste, nog steeds bestaande, volksspeeltuin in Nederland op te richten: de Oosterspeeltuin

Hart van de buurt

De gloednieuwe speeltuin wordt beheerd door de buurtbewoners zelf. Onwrikbaar is Klaren in zijn standpunt dat de arbeiders deze voorziening voor hun kinderen op eigen kracht moeten realiseren. Afhankelijkheid van de staat of van goedgeefse burgers wijst hij af. Dit staaltje van burgerparticipatie avant la lettre blijkt een gouden greep. Binnen het jaar zijn er meer dan 1500 leden, allemaal buurtbewoners.

Sleutel voor het succes is dat hij de speeltuin niet ziet als een voorziening uitsluitend voor kinderen. Voor hem is de Oosterspeeltuin een ontmoetingsplek voor alle buurtbewoners. Vaders en moeders steken van begin af aan de handen uit de mouwen. In een speciaal door Berlage ontworpen gebouwtje vinden allerhande buurthuis-achtige activiteiten plaats. Er is zelfs een leeszaal. Pronkstuk is een apart huisje met de bloemrijke naam ‘Huis voor Natuurgenot’, een plek voor natuureducatie voor kinderen.

De Oosterspeeltuin wordt een lichtend voorbeeld. Op grote schaal ontstaan in de volgende decennia ook in de rest van Nederland buurtspeeltuinverenigingen, regelmatig met Klaren als inspirator en adviseur. Op initiatief van de Bond van Amsterdamse Speeltuinverenigingen wordt in 1931 Nederlandse Unie van Speeltuinorganisaties opgericht. Al in 1938 zijn er 110 plaatselijke speeltuinverenigingen bij deze belangenorganisatie aangesloten. 

Kinderen, de zwakke partij

Uilke Jans Klaren is een game changer. In de speeltuinbeweging en onder historici wordt met ontzag gesproken over ‘de daad van Klaren’. Maar de tijden zijn veranderd. 

Tegenwoordig woedt er – vaak onzichtbaar – een strijd om de ruimte. Kinderen zijn in dit krachtenspel een zwakke partij. De grond is duur, er wordt dicht op elkaar gebouwd en de auto zet de toon. Machtige partijen hebben grote invloed op de inrichting van de openbare ruimte. Speeltuinen staan niet hoog op het prioriteitenlijstje als het gaat om ruimtelijk beleid. Toch is de visie van ‘Vader Klaren’, zoals zijn koosnaam luidt, is nog altijd actueel: een speeltuin is een vrije ruimte voor kinderen in de buurt waar onbekommerd spel voorop staat.

afbeelding van Henk Krijnen  

Henk Krijnen

Mijn hart ligt bij het buurtwerk. Een buurt is voor mij iets vanzelfsprekends. Ik groeide erin op. De verbondenheid met het buurtwerk begon eind jaren zestig, (jazeker, in die opstandige periode!) in de wijk waar nagenoeg mijn hele familie woonde.

Lees meer: