Platform voor buurtontwikkeling

De Utrechtse Wijkaanpak

Hoe wijkgericht werken in het DNA van de gemeente Utrecht kroop​, een gesprek met Kees Diepeveen (wethouder) en Bart Andriessen (ex-hoofd Wijken) 

door Henk Krijnen

 

 

 

Wat in Utrecht begon als een praktische keuze tijdens de periode van stadsvernieuwing, is inmiddels uitgegroeid tot de werknorm. Dankzij de ‘kleine maat’ wordt er in Utrecht - gemeentebreed - gebiedsgericht gewerkt.

 

De Utrechtse wijkaanpak kent een lange voorgeschiedenis. Waar liggen de wortels?
Bart: 'Het wijkgericht werken is voortgekomen uit de ingrijpende stadsvernieuwing van de jaren tachtig. Daar werd geleerd dat het belangrijk was om dichtbij en met de mensen te werken. Indertijd heeft de gemeente besloten om kleine teams van ambtenaren in de betreffende buurten te stationeren.'

Dat waren een soort voorposten van de gemeente om dat stadsvernieuwingsproces te begeleiden?
Bart: 'Jazeker, bouwbureaus werden die genoemd. Men merkte dat het voor de uitvoering wel handig was om korte lijntjes te hebben naar bewoners en partijen in de wijk. Je hebt het dan vooral over de wijken rondom het centrum met veel woningen die in slechte staat verkeerden. In de  jaren negentig zijn in de hele stad wijkbureaus gestart, als vooruitgeschoven posten van de gemeente in de wijk. Dat was een tijd waarin de participatiegedachte opgeld deed, de bewoners werden betrokken bij beleid en uitvoering. In de praktijk is zo’n wijkbureau een herkenbaar pand in de wijk waar mensen terecht kunnen met vragen en ideeën. Waar ambtenaren zitten die schakelen tussen dat grote gemeentelijke apparaat en de wijk.'

Kees: 'Politiek werd de urgentie gevoeld om problemen als de slechte staat van de woningen, de eenzijdige samenstelling van het woningbestand, hoge uitkeringspercentages, achterblijvende gezondheid en lage participatiegraad te tackelen met een wijkgerichte aanpak. Het was een beweging twee kanten op. Natuurlijk ging het erom de gemeentelijke organisatie de wijk in te brengen. Maar het omgekeerde was ook het geval: signalen uit de wijk ophalen, en daar iets mee doen op ambtelijk niveau. In de beginperiode lag de nadruk meer op directe leefbaarheidsvraagstukken. De focus verschoof gaandeweg naar de leefomgeving als geheel en naar de sociale dimensie.'


Kees Diepeveen (58 jaar) heeft als wethouder in Utrecht onder meer de portefeuilles zorg, welzijn,wijkgericht werken en participatie. Hiervoor was hij 11 jaar stadsdeelwethouder in Amsterdam-Noord en fractiemedewerker van GroenLinks in de Tweede Kamer.

Het beleid

Het huidige college-akkoord, ‘Utrecht maken we samen’, besteedt veel aandacht aan het  belang van burgerparticipatie. Over de betekenis van de wijkaanpak valt een stuk minder te lezen.
Kees: 'Het staat er misschien niet prominent in, maar vergeet niet dat er een duidelijk verband is tussen beide manieren van werken. Het initiatievenfonds, bedoeld om burgerinitiatieven financieel en professioneel te ondersteunen, wordt juist ook wijkgericht ingezet. De wijkbureaus trekken er hard aan om initiatieven uit de samenleving in aanmerking te laten komen voor dit fonds. We hebben ook een wat verdergaande vorm van burgerparticipatie. Dat noemen wij een bewonersbod, right to challenge  heet dat in de vakdiscussie, of buurtrechten. Inzet hierbij is dat bewoners actief verantwoordelijkheid nemen voor iets wat tot dan toe door professionele organisaties werd uitgevoerd. Het kan gaan om verregaande vormen van zelfbeheer, maar ook om lichtere vormen van medeverantwoordelijkheid.'

Bart: 'Ook hebben wij langjarige ervaring met de ontwikkeling van wijkambities. Tot nu toe werden die gemaakt voor een periode van 10 jaar, maar we willen toe naar een kortere tijdsspanne; het liefst bekijken we jaarlijks met bewoners en andere partijen wat er nodig is op wijk- en buurtniveau. Het doel van deze intensievere aanpak is om nog beter aan te sluiten op de begrotingscyclus die de gemeente kent: wat zijn de belangrijke opgaven in dit gebied en hoe werken we daar samen met bewoners en andere partijen aan? Het is de bedoeling om deze kennis te vertalen in wijkambities en wijkprogramma’s. Graag ook willen we deze inbedden in stedelijke programma’s, waarin per wijk en buurt accenten worden gelegd.'


Bart Andriessen (55 jaar) is lang als manager en sociale professional werkzaam geweest in verschillende wijken in Utrecht. Tot begin 2017 werkte hij als hoofd Wijken bij de gemeente Utrecht. Momenteel is hij directeur Volksgezondheid.

 

De aanpak

Wat is typerend voor de Utrechtse werkwijze?
Bart: 'Dat is in de eerste plaats de keuze om ambtenaren niet massaal in de wijk te huisvesten, maar tegelijk de organisatie wel wijkgericht te laten werken. Van politieke en bestuurlijke decentralisatie in Utrecht was en is geen sprake. De discussie over een totale kanteling van het gemeentelijk apparaat is in onze stad wel gevoerd maar voor die optie is nooit gekozen. Daarom hebben we geen stadsdelen, zoals in Amsterdam. Uitgangspunt waren wijken ter grootte van 25.000 tot 35.000 inwoners. Nog steeds werken in de Utrechtse wijken relatief kleine aantallen ambtenaren. Op een wijkbureau zijn pakweg tien à twintig mensen aan de slag. Zij hebben een netwerk van contacten in de wijk en weten wat er speelt. Op basis van die kennis adviseren ze collega’s en het stadsbestuur, en regisseren ze de samenhang tussen verschillende activiteiten in de wijk. Maar ook de ambtenaren die hun basis hebben in het Stadskantoor werken vaak wijkgericht.'

'Wijkgericht werken is niet ambtenaren massaal in de wijk huisvesten, maar de hele organisatie wijkgericht laten werken' - Bart Andriessen

Ik heb de indruk dat in Utrecht een sterke voorkeur bestaat voor de kleine maat.
Bart: 'Het gaat om het schaalniveau dat het beste past bij de opgave die er is. Veel bestuurders, ambtenaren en politici in Utrecht zijn de mening toegedaan dat om aan te sluiten op de leefwereld van bewoners een grotere wijk niet helpt. Vaak moet je op buurt- of zelfs straatniveau opereren. Dat levert vertrouwdheid op, en die wordt weer gezien als een voorwaarde voor binding. Tegelijkertijd moet je grote strategische opgaven zowel stedelijk als wijkgericht aanvliegen.'

Zijn er nog meer in het oog springende kenmerken?
Kees: 'Alle wethouders uit het Utrechtse college zijn naast portefeuillehouder ook wijkwethouder. Elke wethouder heeft één of meerdere wijken onder zijn hoede. In totaal gaat het om tien wijken, we hebben zes wethouders. De wijkwethouder heeft een sterke binding met zijn wijk, of wijken. Hij weet in grote lijnen wat er speelt, welke hardnekkige problemen zich voordoen, waar de gemeente misschien tekortschiet. Als wijkwethouder oriënteer je je meer dan gemiddeld op zo'n wijk, je houdt er je wijkspreekuur, je loopt er regelmatig rond, je hebt een direct lijntje met je wijkbureau en de wijkregisseur. Als het nodig is, spreek je je collega-wethouders van de verschillende vakportefeuilles aan. Je moet niet vergeten: in de beleving van de buurtbewoner worden veel dingen los van elkaar gedaan, is er vaak weinig afstemming. Ik durf wel te stellen: het wijkwethouderschap vergroot de bestuurlijke sensitiviteit voor wat gaande is in de verschillende wijken. De wijkwethouder is in de gelegenheid om taaie kwesties – waar bestuurlijke aandacht voor nodig is – op de collegetafel te deponeren. Deze werkwijze is - denk ik – wel vrij uniek. Toegegeven: het is een vrij lichte vorm, maar wel een behoorlijk effectieve.'

Bart: 'Belangrijk in Utrecht is bovendien het samenspel van wijkambtenaren, die hun wijk goed kennen, en collega’s die op stedelijk niveau werkzaam zijn bij de verschillende organisatieonderdelen. Het is de taak van beide type ambtenaren om de verbinding te leggen tussen specifieke vakafdelingen en de wijk, tussen sectoraal en gebiedsgericht denken. Zij vormen ook een ambtelijk overleg op wijkniveau, het zogeheten wijkoverleg. Hier worden zowel beheersmatige als ontwikkelingsgerichte zaken besproken. Wat heeft deze wijk in de toekomst nodig? Wat vinden de bewoners en andere wijkpartijen daarvan? Hoe kunnen we gezamenlijk optrekken?'

'Ik durf wel te stellen: het wijkwethouderschap vergroot de bestuurlijke sensitiviteit voor wat gaande is in de verschillende wijken' - Kees Diepeveen

Wat zijn de schaduwzijden?
Bart: 'Een gevolg van deze lichte manier van organiseren, is dat je op wijkniveau soms onvoldoende slagkracht kan ontwikkelen, dat je in goede bedoelingen blijft steken. Je zit altijd in een relatie met wat er stedelijk gebeurt. We hebben geleerd dat het daardoor soms wat stroperig wordt. Dan denk je een afspraak gemaakt te hebben, maar daar wordt dan later weer op stedelijk niveau aan gemorreld.'

Foto: Viv Lynch (Flickr Creative Commons)

 

Jullie zijn nadrukkelijk op zoek naar een vernieuwing van de wijkparticipatie. De gemeenteraad heeft hierover een motie aangenomen en er loopt een tiental experimenten. Is er nog toekomst voor de aloude wijkraden?
Kees: 'Ze zijn voor ons nog altijd een belangrijke speler in het veld van de participatie. De bedoeling is niet om deze raden op een zijspoor te zetten of een bijrol te geven. Integendeel, we streven naar innovatie. In de wijken hebben we in samenspraak met de verschillende wijkraden en andere betrokkenen ontwikkeltrajecten op poten gezet. De zwakte is: wijkraden kunnen meestal pas in een laat stadium advies geven. Daar komt bij dat de ene wijkraad wat gemêleerder is samengesteld dan de andere. De inzet is om de raden wat gerichter te laten meedenken over het hele proces van wijkontwikkeling en over de vraag hoe ze meer mensen in de wijk kunnen bereiken.'

Dergelijke ontwikkeltrajecten zijn meer dan een eenvoudige vorm van burgerkracht waarbij je als lokale overheid opkomende initiatieven honoreert...
Kees: 'Zonder meer. En de nagestreefde vernieuwing maakt sommigen ook huiverig, dat is een logische reflex. We gaan de wijkraden helpen bij de ontwikkeling en toepassing van nieuwe methodes van organiseren. Dus daarom hebben we gezegd: ‘denk met ons mee, wij komen niet aan jullie rol als formeel adviesorgaan, maar wij voegen er iets aan toe’. Het gaat om gedeelde verantwoordelijkheid voor deze innovatie.'

Vakmanschap

Welke vormen van vakmanschap zijn nodig als het gaat om het wijkgericht werk?
Bart: 'Wijkgericht werken, of überhaupt de verbinding tussen de samenleving en de gemeente goed kunnen leggen, vraagt wel een zeker vakmanschap. Dit betekent namelijk iets voor het maken van beleid en voor de uitvoering, en daarmee ook iets voor de interne ambtelijke samenwerking, de advisering aan het college van B&W en de relatie met de gemeenteraad. Paul ’t Hart heeft het in dat verband over ambtelijk vakmanschap 3.0, en wat hij benadrukt spreekt me erg aan: slim op de relatie, op de context en op de zaak, scherp op resultaat, verbonden en verbindend.'

In de recente beleidsvoornemens spelen de sociaal makelaars een belangrijke rol? Wat is hun taak?
Kees: 'De sociaal makelaars kennen hun wijk van binnenuit. Ze merken lacunes in het activiteitenaanbod op en bedenken creatieve oplossingen. Ze weten welke buurtnetwerken relevant zijn, faciliteren bestaande bewonersinitiatieven en zorgen dat nieuwe van de grond komen. Ze laten het eigenaarschap bij de initiatiefnemers. Ook hebben ze een wegwijsfunctie en leiden ze kwetsbare bewoners toe naar initiatieven en activiteiten in de buurt.'

Naast de sociaal makelaars heb je de buurtteams. Hoe verhouden beide vormen van professionaliteit zich idealiter tot elkaar?
Kees: 'Buurtteams zijn bezig met afzonderlijke huishoudens, met individuele bewoners. We komen erachter dat deze teams voornamelijk met kwetsbare bewoners te maken hebben. Om doeltreffender te zijn, willen we ons niet alleen oriënteren op de hulpbehoevende burger. We willen graag ook in contact komen met sterkere burgers, bestaande buurtnetwerken beter benutten en met vrijwilligersinzet nieuwe vormen van informele zorg en buurtinitiatief van de grond tillen.'

Foto: Priit Tammets (Flickr Creative Commons)

 

Een visitatiecommissie, onder leiding van Hans Simons, de vroegere staatssecretaris van WVC, heeft lof voor de Utrechtse aanpak maar signaleert ook dat de taakafbakening tussen buurtteams en sociaal makelaars niet duidelijk is. Kun je je in deze analyse vinden?
Kees: 'Jazeker, de samenwerking kan beter. Er valt meer uit te halen. Het advies is eigenlijk: ga op meer proactieve wijze en beter afgestemd aan de slag met het proces van collectieve wijkontwikkeling, zorg dat sociaal makelaars en buurtteams op dit vlak een meer prominente rol spelen en een heldere rolverdeling afspreken. Dit advies pakken we zeer serieus op. Eén van de maatregelen die we hebben genomen, is dat we een deel van de budgetten in het kader van de WMO en het jeugdbeleid voor dit doel gaan inzetten. Hierover gaan we met de contractpartijen, de verschillende organisaties, waaronder de buurtteams en de sociaalmakelaars vallen, scherpere afspraken maken. Ook gaan we de professionele verwachtingen en werkprincipes scherper omschrijven, in samenspraak met de vakmensen en de organisaties waarin zij werkzaam zijn.'

'Het advies is eigenlijk: ga op meer proactieve wijze en beter afgestemd aan de slag met het proces van collectieve wijkontwikkeling, zorg dat sociaal makelaars en buurtteams op dit vlak een meer prominente rol spelen en een heldere rolverdeling afspreken' - Kees Diepeveen

Vroeger had je opbouwwerkers, vaak in dienst van dezelfde of vergelijkbare organisaties. Is hun vakmanschap in deze tijd nog bruikbaar?
Kees: 'Opbouwwerk als term is een beetje in de ban gedaan, omdat opbouwwerkers wel werden beschouwd als té activistisch en té politiek. Opbouwwerk ging ook heel erg over huuracties en zo. De nieuwe professionaliteit is wat mij betreft de professionaliteit van het generalisme, dat is het nieuwe specialisme zullen we maar zeggen. Uitgaande van hun specifieke taak wordt in de huidige werkpraktijk van alle wijkprofessionals gevraagd om breed te kijken, breed te begrijpen en breed te interveniëren. Men kan zich niet beperken tot een eigen specialisme.'

Dekt de term sociaal makelaar helemaal de lading?
Kees: 'Ik heb de vraag opgeworpen: moeten we doorgaan met de benaming ‘sociaal makelaar’? Sociaal makelen is een heel systemisch woord en niet aansprekend genoeg. Bij sociaal makelen denk ik aan een makelaar die aan sociale huisvesting doet, en niet aan een opbouwwerker nieuwe stijl of zo. Ik vind het Engelse begrip ‘community worker’ prachtig, daar gaat het om voor mij: community. Maar dat is onvertaalbaar, het woord ‘gemeenschap’ heeft niet dezelfde connotatie. Dan ga ik toch voor iets als ‘buurtverbinder’. De vraag is: welk ordeningsprincipe kies je? Wijken zijn voor veel mensen een abstractie. De beleving zit veel meer op buurtniveau en dit vraagt om meer fijnmazigheid. Daarom heb ik het ook liever over een buurtverbinder dan over een wijkverbinder.'

Een blik op de toekomst

Welke beleidsaanbevelingen wil je vanuit jouw perspectief als wethouder doen?
Kees: 'Dat is in elk geval dat nadrukkelijker wordt gekozen voor een aansluitende aanpak. Dat is wat anders dan een sluitende aanpak. Het is nodig om nog directer aan te sluiten bij de belevingswereld van mensen, hun alledaagse werkelijkheid is het vertrekpunt en het eindpunt. Belangrijk is ook dat we toewerken naar een nieuwe, eigentijdse vorm professionaliteit. Van de vakmensen in de wijk moet het komen. Een derde punt is de waarde van diversiteit: de kunst om oog te hebben voor en rekening te houden met verschillen – verschillen tussen verschillende typen bewoners en verschillen tussen buurten. Als je erin slaagt om fijnzinniger met deze verscheidenheid om te gaan, kan je de basis voor het wijkgericht werken aanzienlijk versterken.'

Hoe kijk jij aan tegen de toekomst als ex-hoofd Wijken?
Bart: 'We moeten optimaal gebruik maken van de kennis en energie van bewoners en andere partijen in de wijken en buurten. Dat is maatwerk, en dat is en blijft een uitdaging voor een grote ambtelijke en politieke organisatie. Ik zie dat onze organisatie zich in de goede richting ontwikkelt, maar we zijn er nog niet. En eigenlijk denk ik dat je er ook nooit bent, want de samenleving blijft zich ontwikkelen en de veranderingen gaan snel. Er komt een hoop op ons af. Utrecht groeit snel en heeft de ambitie om voor iedereen gezond stedelijk leven mogelijk te maken.'

'We moeten aandacht hebben voor de grote maatschappelijke verschillen die in de stad bestaan' - Bart Andriessen

'Deze opgave kunnen we alleen waarmaken door intensief samen te werken met bewoners, initiatiefnemers, ondernemers en andere partijen. En dat doe je heel vaak op buurt- en wijkniveau. Het vraagt flexibiliteit in het denken bij ambtenaren, maar ook in de manier waarop we samenwerken, onze processen inrichten, met budgetten omgaan en onze capaciteit inzetten. Misschien moet de gemeentelijke begrotingssystematiek wel op de schop, en moeten we de echte opgaven in de stad centraal stellen. Daar hoort dan wel de vraag bij: wie bepaalt die opgaven? Wijkopgaven die samen met bewoners zijn geïdentificeerd, horen daar een plek in te krijgen. En we moeten aandacht hebben voor de grote maatschappelijke verschillen die in de stad bestaan.'